Ik leer vooral door met mijn handen te werken

Eind jaren tachtig, toen de Horlogemakersvakschool in het Noord-Hollandse Hoorn nog bestond, haalde Lize van Steden er haar diploma. Later leerde ze ook nog goudsmeden, en sinds 2011 heeft ze haar eigen juwelierszaak.

“Theorie gaat me niet gemakkelijk af, al heb ik wel alles gehaald wat nodig is. Ik leer vooral door met mijn handen te werken. Eerst deed ik dat in grof metaal op de LTS in Den Helder, met vakken als bankwerken en lassen. Een mentor daar zag dat ik precies was en raadde me de horlogemakersopleiding aan. Dat had hij goed gezien. Ik vond het leuk, ik kon er mijn ei kwijt. We hadden bovendien een gezellige klas met ongeveer evenveel meisjes als jongens. Ik leerde er zelfs mijn latere man kennen.

Ook goudsmeden

Voor dit vak moet je geduld hebben en van priegelen houden. Je moet graag met je handen werken. Een exacte geest helpt, maar je leert het meest door te zien en te doen. Tijdens mijn eerste baan, bij een juwelier in Den Helder, stak ik heel veel op van een oudere uurwerkmaker. Daarnaast zag ik de interessante dingen die de goudsmid-collega deed. Dat wilde ik ook, dus nam ik één dag per week les bij een goudsmid in De Rijp. Lekker zelf zagen, solderen en repareren. Na een jaar of vijf stapte ik over naar het bedrijf van mijn schoonouders. Zij hadden op dat moment juwelierszaken in de dorpen Wieringerwerf en Den Oever.

Opknapbeurtje

In 2011 stopten ze met de zaak en nam ik het over. Er was een bestaande, trouwe klantenkring en in de buurt geen concurrentie. Mijn man is in 2008 na een auto-ongeluk afgekeurd. Sindsdien ontfermt hij zich over het huishouden en de kinderen, maar als voormalig uurwerkmaker en zoon van ondernemers blijft hij natuurlijk een goede sparring partner. Het pand was wél toe aan een opknapbeurtje. Dat hebben we toen gedaan, of eigenlijk is het helemaal verbouwd. Mijn werkplaats is niet al te groot. Het lukt net om alles een plek te geven.

Druk

Personeel is voor mij financieel onhaalbaar. Dus ik heb het behoorlijk druk met horloge- en klokkenreparaties. Mechanische uurwerken vind ik het leukst. Batterijen vervangen gebeurt tegenwoordig toch al minder, omdat veel mensen milieubewuster zijn en overgaan op solar uurwerken, automaten en kinetische horloges. Verder doe ik de verkoop, de boekhouding en eenvoudige sieraadreparaties. Dingen als oogjes aanzetten en kettinkjes solderen. Wat op dat gebied teveel tijd vergt besteed ik uit. Ik neem wel af en toe een paar weken vakantie hoor. Maar het klopt dat er op dit moment weinig tijd overblijft voor contact met vakgenoten. Misschien moeten we eens gaan denken over een reünie.”

‘Een exacte geest helpt, maar je leert het meest door te zien en te doen’

www.juwelierlizevansteden.nl

https://www.zadkine.nl/opleidingen/vakschool-schoonhoven/uurwerktechnicus-ondernemer-bol

Dit verhaal verscheen eerder in vakblad Edelmetaal, editie voorjaar 2023

Albanië?

Wisten wij veel. Natuurlijk gingen we naar Albanië.

We hadden nog maar weinig van de wereld gezien en wilden overal wel naar toe. Weliswaar hadden we net vier maanden in Eilat gewoond, maar dat was naast vakanties in België en Frankrijk zo’n beetje al onze buitenlandervaring. Eilat was in 1977 het afvoerputje van de Israëlische samenleving. Iedereen die ze in de rest van het land liever kwijt dan rijk waren, werd die kant op gedirigeerd. Op een veilige zes uur bussen van Tel Aviv, met de gortdroge Negev-woestijn ertussenin.

Het enorme flatgebouw tegenover het onze heette in de volksmond SingSing. Naar die beruchte Amerikaanse gevangenis, omdat de meeste bewoners wel enige directe kennis van een leven achter tralies hadden.

Voor ons was Eilat in ieder geval….interessant. Je kwam er alleen nooit uit. De enige vrije dag in de week was de sjabbat. Dan werkte niemand. En reden er dus ook geen bussen.

Toen mijn geliefde voor de zoveelste keer knallende ruzie had met zijn baas en ik wel uitgekeken was op het schoonmaken van hotelkamers, pakten we onze biezen. Op een doordeweekse dag reisden we naar Haifa en namen de boot voor een drie nachten durende reis naar de Griekse havenstad Piraeus. Overdag passagierden we op Rhodos en Cyprus. Ik vond het fantastisch.

Het waren voor mij totaal nieuwe werelden. Ik kon het alfabet niet eens lezen, laat staan dat ik iets begreep van de taal, die in niets leek op Engels of Duits of Frans. Zonnig en heet was het er, als in Israël. Maar de bewoners waren een stuk vriendelijker, het leven meer ontspannen.

In Piraeus dronken we koffie in een havencafé. Opkijkend van de ondrinkbare drab zag ik minstens zestig paar starende mannenogen. In het etablissement was ik de enige vrouw.

In Athene beklommen we de Acropolis. Tijdens de lessen kunstgeschiedenis op school waren we daar uitentreuren over doorgezaagd. Dan zouden we die verdomde ruïnes met eigen ogen zien ook. Er was vrijwel niemand. Dat vonden we normaal, want in 1977 bezochten nog weinig mensen Griekenland. Behalve hippies, maar die zaten op Kreta in grotten te blowen.

Na de beperkte wereld van Eilat verlangden we naar vrijheid, naar lang doen over de terugweg naar Nederland. We besloten te liften en te zien waar het geluk ons bracht. Een Nederlandse vrachtwagenchauffeur nam ons mee. We wilden met hem meerijden tot het noordelijke Thessaloniki en daar afbuigen naar het westen, om via Albanië en de Joegoslavische kust onze weg te vervolgen.

De chauffeur was pas 23, maar draaide al een tijdje mee in het internationale vrachtverkeer. Hij glimlachte meewarig. “Albanië?”, zei hij. “Daar kom je niet in. Van zijn levensdagen niet. Je kunt er hooguit omheen. Dus die hele grens volgen tot je in Joegoslavië bent. Dat gaat waarschijnlijk wel een tijdje duren. Achterlijk gebied. Slechte wegen. Of geen wegen.”

Wisten wij veel. We hadden nergens over nagedacht. Alleen een landkaart bekeken en een vaag plan gemaakt. De jonge vrachtwagenchauffeur vond het wel gezellig als we wat langer met hem meereden. Hij ging helemaal naar Arnhem. En opeens hadden we zo’n verschrikkelijke zin om onze vaders en moeders en broers en zussen weer te zien. Drie dagen later waren we in Nederland.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Socialistische_Volksrepubliek_Albani%C3%AB

https://www.grieksegids.nl/dodecanese/geschiedenis-rhodos.php

De leukste man

Seline (29) en Carlos (38) hadden tien jaar een langeafstandsrelatie. Ze trouwden om in Egypte te kunnen samenwonen.

“Vlak voor we trouwden gaven we een heel groot feest in het huis van mijn aanstaande, Spaanse schoonouders. Zonder speeches of ceremonie, maar met heel veel mensen en eten en muziek en vrolijkheid. Carlos en ik hadden al tien jaar een relatie. Pas door dat feest leerden ook onze ouders elkaar kennen.

Ik was naar Spanje gekomen om de taal te leren. Achttien was ik toen ik Carlos ontmoette in Madrid. Binnen twee maanden hadden we verkering, en toen ik na een half jaar terugging naar Nederland wilde ik het niet uitmaken. Daarvoor was Carlos veel te leuk. Maar hij was al 27 en net met zijn eigen filmbedrijf begonnen. Hij vond dat hij niets van mij mocht verwachten, omdat ik nog zo jong was. We spraken af om onze relatie vrijblijvend te houden. Als het te moeilijk werd konden we het beëindigen.

Dat gaf mij de vrijheid om te studeren waar ik wilde en in veel verschillende landen onderzoek te doen of te werken. Carlos was reislustig genoeg. Alleen in een ander land wonen wilde hij niet, want zijn hele professionele netwerk was in Spanje. Doordat hij mij vaak bezocht ging hij daar wat makkelijker over denken. Ik woonde onder andere in Engeland, Mexico en Ecuador. Tijdens een onderzoeksopdracht in Argentinië kwam hij naar me toe en waren we vijf weken lang elke dag bij elkaar. Dat is de enige keer dat we een soort van samenwoonden. Het ging heel gemakkelijk en vanzelfsprekend.

We zagen elkaar één keer in de drie maanden, later toen we meer verdienden en makkelijker tickets konden betalen een keer in de twee maanden. Natuurlijk was er soms aandacht van andere mannen. Daar kon ik heus wel van genieten, maar ik vond de meeste jongens niet zo boeiend. Niemand was leuker dan Carlos. Hij is heel gepassioneerd over zijn werk en kan er zó inspirerend over vertellen. Zelf ben ik net zo gedreven in wat ik doe. Ik wil graag bijdragen aan een rechtvaardiger wereld en zoek altijd werk bij sociale organisaties. Zo kwam ik een jaar geleden bij de VN in Egypte terecht. Vanaf de eerste keer dat hij me opzocht vond Carlos het een geweldige stad. De drukte, de chaos, het weer, alles sprak hem aan. Zozeer dat hij er ook wilde wonen. Ik heb een werkvisum. Hij daarentegen kan niet zomaar naar Egypte verhuizen. Alleen wanneer we trouwden zou hij mogen blijven.

Voor het eerst gingen we nadenken over het officieel maken van onze relatie. Trouwen bleek simpeler dan een geregistreerd partnerschap, ook als we in de toekomst nog in andere landen willen samenwonen. Ik zelf dacht aan een pragmatische administratieve afhandeling van het huwelijk, maar Carlos’ familie is daar veel emotioneler in. Zij wilden graag deel zijn van een bruiloft, en omdat onze families elkaar nog niet kenden hebben we daarom dat grootse feest in Spanje gegeven. De wettelijke ondertekening was een maand later in de stad waar ik gestudeerd had.

We zijn nu een visum aan het aanvragen voor Carlos. Waarschijnlijk komt hij over drie maanden voorgoed bij me wonen. Ik denk dat het heel gezellig wordt. Hij kan hier voorbereidend werk doen of films editen, en een paar keer per jaar naar Spanje gaan om te filmen. Hij heeft al een paar Egyptische filmmakers leren kennen. Trouwen was in eerste instantie een zakelijke keuze, maar nu betekent het toch dat we er voor kiezen samen te zijn. Stel dat mijn volgende baan in een crisisgebied is. Dan heeft hij daar ook wat over te zeggen. Mijn basis is niet langer een huis of appartement. Voortaan is Carlos mijn thuis.”

Dit verhaal werd eerder gepubliceerd in AD Magazine van 23 november 2019

https://europa.eu/youreurope/citizens/family/couple/marriage/index_nl.htm

https://visumbuitenland.nl/egypte

Een groene Michelinster voor restaurant Héron in Utrecht- Eten van héél dichtbij

Fair, noemen Victor Stukker en Joyce Bielderman de filosofie achter hun restaurant Héron. Ze serveren veelvuldig wisselende gerechten en dranken, gemaakt van zo schoon mogelijke producten uit de directe omgeving. Net zo belangrijk vinden ze een eerlijk inkomen voor leveranciers en medewerkers.

Héron, in de smalle Schalkwijkstraat, ligt weliswaar in het stadscentrum, maar uit de loop van winkelend publiek en dagjesmensen. Bewust, want Victor en Joyce willen gasten die echt komen voor wat zij bieden. Die geïnteresseerd zijn in het concept en graag een hele avond tafelen.

Victor is een geboren horecaman. Van jongs af aan werkte hij in het Sallandse restaurant van zijn ouders. Toen de high school sweethearts naar Utrecht verhuisden, was hij twintig jaar lang bedrijfsleider in allerlei Utrechtse horeca. Tot hij behoefte kreeg aan een plek van zichzelf. Dat werd Héron. Partner Joyce, culinair journaliste, had geen ambities in die richting (‘Ik ben een eter, geen koker’), maar is desondanks met hem meegegroeid. “Heel organisch. Ik dacht mee over alles van inrichting tot menu, viel in toen een bedieningsmedewerker op vakantie was en bleek brood bakken heel leuk te vinden.”

Moois uit de tuin

“Met Héron wil ik andere aspecten van mezelf ontwikkelen”, legt Victor uit. “Nadat we een hond kregen kwam ik weer vaker in het bos. Dat gaf niet alleen een heerlijk vrij gevoel, ik ontdekte ook steeds meer eetbare kruiden en planten. Ons bezoek aan Noma, het Deense sterrenrestaurant dat heel veel gebruik maakt van eetbaars uit de directe omgeving, gaf de doorslag. Ik vond het geweldig wat er allemaal kon en paste het steeds vaker toe op mijn werkplek. Als vrijwilliger op biologische moestuin Maarschalkerweerd, een sociale tuinderij in Utrecht Oost, viel me nog iets op. De tuin bracht heel veel moois op. Hoe kon het dan dat geen enkel restaurant het kocht?”

Klaar

De keuze voor producten van heel dichtbij kwam dan ook van Victor. “Ik vind herkomst belangrijk. Noten, bessen, paddenstoelen en kruiden plukt hij in het wild. Weer andere kruiden en eetbare bloemen kweekt hij in zes grote bakken op de binnenplaats van de Leeuwenbergkerk, aan de overzijde van de Schalkwijkstraat. En elke week is hij op de tuinderij van zijn vaste leveranciers onder de rook van Utrecht. De koks Bobby, Jord en Taco werken met het aanbod van de leveranciers, ongeacht of dat binnen of buiten het officiële seizoen van bijvoorbeeld aardbeien, asperges of wild klaar is. Daarom kan de kaart van het ene jaar totaal verschillen van het volgende.

Zwammen

Arbeidsintensief, zeker. “Maar ook inspirerend”, zegt Joyce. “Het directe contact levert zóveel kennis op. Dat werkt door in de gerechten. Zo had een van onze boeren een partij verregende mais, waar zwammen op waren gaan groeien. Of wij iets konden met deze Mexicaanse truffel. We hebben ze verwerkt in een amuse. Gasten waren door die onbekende smaak volledig verrast.”

Lange termijn

De keuze voor lokale leveranciers betekent dat Héron bijvoorbeeld geen citroenen of chocolade gebruikt. Al doen ze wel concessies, omdat koffie, thee en specerijen nu eenmaal alleen in tropische gebieden groeien. In het interieur is gebruik gemaakt van hout uit een Zutphen’s slooppand, van door een sterrenkok geschonken borden en tweedehands bestek. Minimale verspilling is een voortdurend aandachtspunt. Joyce: “Toch noemen we onszelf eerder fair dan duurzaam. We willen een zaak voor de lange termijn, waar iedereen beter van wordt. Menselijke werktijden en een eerlijk inkomen voor leveranciers en medewerkers. Zonder onszelf te kort te doen natuurlijk!”

Dit artikel verscheen eerder op website http://www.FrisseMosterd.nl. Het is deel drie in de serie De Groene Garde, over de mensen die het voortouw nemen in het milieuvriendelijker/duurzamer/groener/socialer, kortom béter maken van de Utrechtse horeca.

www.heronrestaurant.nl

https://boerenenburen.nl/nl

https://www.moestuinutrecht.nl/

https://marktschwaermer.de/de/p/provide

https://boerenenburen.be/nl-BE

https://supportyourlocalsnl.nl/

http://www.localsutrecht.nl

https://www.gault-millau.nl/nl/restaurants/heron-utrecht

https://www.khn.nl/nieuws/duurzaamheid-heron-doet-er-nog-een-schep-bovenop-en-gaat-voor-fair

Van de Straat eten in Lombok

Biologische ingrediënten gebruiken is bij het Utrechtse restaurant Van de Straat zo vanzelfsprekend, dat ze er niet eens reclame mee maken. Ook niet nu het omgedoopt is naar The Vegan Gorilla. Mensen moeten gewoon komen om een leuke avond te hebben. Met lekker, verrassend eten en een vleugje vakantiegevoel.

In hun woonwijk Lombok ontbrak nog iets, vonden de drie mannen die nu samen eigenaar zijn van Van de Straat. Een ontmoetingsplaats waar de wijk gezelliger van zou worden. Laagdrempelig, met goed biologisch eten en drinken. Waar bewoners makkelijk binnenlopen of op het terras neerstrijken voor een drankje, een complete maaltijd of zelfs alleen een dessert. Het werd street food restaurant Van de Straat. Anderhalf jaar geleden opende het zijn deuren in een pand aan de Surinamestraat.

Avonturen

De keuken is het domein van Thijs Afink. Hij reist graag en veel en eet onderweg alles wat hij tegenkomt. Aan de Surinamestraat  maakt hij die gerechten wat toegankelijker voor de Nederlandse smaak. Hij zorgt er wél voor dat het spannend eten blijft, met smaken waar menige gast een vakantiegevoel van krijgt. Gastheer en barman Jasper Visser avonturiert met de dranken. Natuurlijk serveert hij Thijs Tea, de door Thijs ontwikkelde frisdrank van afgekeurd fruit. En verder goede koffie, interessante bieren van kleine brouwerijen en minder gangbare wijnen.

Minimale voetafdruk

Thijs, Jasper en stille vennoot Joost Scholten streven ernaar hun eigen ecologische voetafdruk minimaal te houden. Logisch dat ze elkaar vonden in een grotere bedrijfsvisie,  die ze ook in hun restaurant waar mogelijk doorvoeren. Dat alle gebruikte ingrediënten en dranken biologisch zijn  hoef je daarom volgens hen niet eens te noemen. LED-verlichting hebben ze natuurlijk, en een barkraan die af en toe aangaat, in plaats van non stop te lopen. Buiten liggen dekens, want ze zijn pertinent tegen terrasverwarmers. En voedsel wordt per definitie niet weggegooid.

Uiterlijk

Voedselverspilling raakt Thijs echt. Hartstochtelijk: “Ik kom uit een Twents dorp. Daar merk je veel meer van het boerenleven. Ik weet hoeveel moeite het kost om voedsel te produceren. Dat gooi je dus niet zomaar weg. Zeker niet om uiterlijke redenen, zoals het feit dat een appel net te klein of te groot is om op een standaard supermarktschaal te passen.” Niet voor niets is hij de bedenker van Thijs Tea. In zijn privékeuken experimenteerde hij een jaar lang om een echt lekkere frisdrank te maken van afgekeurd fruit. Inmiddels drinkt Nederland zo’n 200.000 flesjes per maand.

Bewustwording

Het is een verhaal dat Jasper graag vertelt als iemand om ‘een frisje’ vraagt. Net zoals hij graag vertelt over de eerste écht lekkere biologische wijn die hij pas ontdekt heeft in het Gelderse Groesbeek. Of over LiVar varkens, Lakenvelder runderen en Canadese wilde zalm, omdat Van de Straat geen geld wil verdienen aan dierenleed. Want ook bewustwording creëren vinden de drie mannen belangrijk.

Seizoen

Een strikte keuze voor lokale en seizoensgebonden ingrediënten is er niet. Thijs: “Ik heb daar nog geen duidelijke mening over. Haricots verts verbouwen in het koude Nederland kost bijvoorbeeld meer energie dan verbouwen in Kenya, en het dan per schip hier naar toe brengen. Ik zal niet gauw een tomaat in de winter gebruiken, maar je hebt nu ook puike tomaten uit kassen op zonne-energie. Het is niet zo zwart-wit allemaal. Hoofdzaak blijft dat ons eten lekker is. We willen mensen gewoon een leuke avond geven.”

De Groene Garde is een serie over de mensen die het voortouw nemen in het milieuvriendelijker/duurzamer/groener/socialer, kortom béter maken van de Utrechtse horeca.

www.thijstea.com

Home

 

Dit artikel verscheen eerder bij Frisse Mosterd, magazine en online platform over Utrechtse horeca

http://www.frissemosterd.nl

 

 

Een fris nest met gerecyclede verf

Buiten is het fris. Koud zelfs, soms. De meteorologische winter duurt nog dik een maand, en ook daarna blijven de temperaturen vaak een hele tijd laag en de dagen kort.

Maar hoe beschaafd we ook zijn, hoe goed verwarmd onze ruimtes en hoe onbeperkt de toegang tot verlichting, we voelen aan ons water dat de lente eraan komt. En daarmee borrelt ook een oeroud instinct weer op.

Dan willen we het nest in orde maken. Schoon, fris, opgeruimd, klaar voor de nieuwe babies. Of die nu komen of niet. Een vers verfje op deze of gene muur of kozijn hoort er bij.

Veel van die verf ziet er leuk uit, maar is niet zo schoon en fris meer wanneer de resten in het milieu terecht komen. Datzelfde milieu waar we ons water uit halen, en waar ons voedsel wordt gekweekt. Daarom bedacht wateringenieur Gijs van Ginneken een manier om dat verfje wél minder schadelijk te maken. Hij produceert nieuwe, kwalitatief goede latex van resten die zijn afgegeven bij verschillende afvalinzamelaars.

Latex is zijn eerste stap. Olieverven met hun diverse samenstellingen zijn nog te ingewikkeld om te recyclen en verdwijnen in de vuilverbranding. De geproduceerde latex is volgens van Ginneken een kwaliteitsverf, en dus in prijs vergelijkbaar met nieuwe. Wel is de winst van zijn bedrijf Ecopaints lager dan gangbaar, want de kosten zijn op dit moment nog hoog door de kleine productie. Maar wellicht kan Ecopaints dit jaar al opschalen, als twee grote ketens de verf in hun assortiment gaan opnemen.

Luisteren naar je instinct en weer een beetje beest worden kan dus heel gemakkelijk. Gewoon je nest opfleuren met gerecyclede verf.

 

http://eco-paints.nl/over-eco-paints/

https://www.akzonobel.com/nl/news_center/news/nieuws_persberichten/2017/geef-verf-een-nieuw-leven.aspx

 

 

 

verf

In de stad meer groen: zelf doen!

Als kind plukte ik wel eens bloemen langs de kant van de weg. Er stond meer dan genoeg, in veel verschillende kleuren. Zoals boterbloemen, pinksterbloemen, madeliefjes, klaver, paarse distel en klaprozen.  Wanneer het precies gebeurde weet ik niet meer, maar geleidelijk werden de bermen steeds saaier.

Flink maaien en met gif spuiten werd gebruikelijk, zodat er alleen een duf grasmatje overbleef. Want die vuige natuur probeerde overal maar een zootje van te maken, en dat mocht echt niet zomaar! Er kwam een moment dat ik me realiseerde dat ik al jaren geen klaprozen, klaver en pinksterbloemen meer had gezien. En al helemaal geen korenbloemen.

Ook particuliere tuinen waren vaak weinig inspirerend. Een gazonnetje, stijve perken. Of nog treuriger: tegels. De enkele bioloog die een natuurlijke tuin cultiveerde werd gezien als een aso, vergelijkbaar met iemand die zijn stukje grond volplempte met oude wasmachines en andere troep. In de stad zag je in veel straten amper groen, omdat het verboden was zelf iets te planten of neer te zetten. Openbare ruimte immers, die door gemeentes onderhouden moest worden.

Gelukkig bleek het keurig houden van het land een prijzige aangelegenheid. Zo prijzig dat het aantrekkelijk werd om wat minder netjes te zijn. Natuurlijk bermbeheer, heette dat. Oude wijn in nieuwe zakken, maar dat doet er niet toe. Geleidelijk keerde er wat ruigheid terug in bermen en parken. Het bleek ook veel goedkoper om mensen toestemming te geven voor de aanleg van geveltuintjes. Het maakte straten groener en leefbaarder, en dat alles ook nog eens aangelegd en onderhouden door de bewoners zelf.

De laatste jaren zijn daardoor de straten in mijn stadse arbeiderswijk vele malen aangenamer geworden. En als ik nu een eindje ga fietsen buiten de stad, is de afwisseling in begroeiing bijna weer als vanouds. Behalve klaver, zuring en wilde margrieten zie ik zelfs weer klaprozen. Nu die korenbloemen nog.

Bermbloemen 2

Paarse distel

https://wijkplatformwest.nl/nieuws/mooi-groen-in-west-nicolien-rengers-zuidpunt-ecologisch-beheer-oevers-adikade

https://www.utrecht.nl/wonen-en-leven/onderhoud-openbare-ruimte/proef-wilde-bloemen-en-planten/

https://www.utrecht.nl/wonen-en-leven/parken-en-groen/zelfbeheer/

https://www.groei.nl/tuin/tuinplanten/vaste-planten/handige-planten-voor-een-geveltuin

https://woonbewust.nl/duurzaam-wonen/geveltuin-aanleggen-groene-gevel

https://www.bolster.nl/teelttips-bloemen/t3847

https://www.thepollinators.org/blog/natuurmonumenten-zaait-voor-meer-wilde-bloemen

https://klimaatadaptatienederland.nl/kennisdossiers/groen-in-de-stad/voordelen/

Korenbloem, Blauw, Korenbloemen, Bloei

Foto Sabine van Erp/Pixabay

Grotestadsgemeut

Waar je ooit opgetogen binnenstapte bij een etablissement met een bordje: “De koffie is klaar”, is dat precies de plek waar je vandaag de dag niet dood gevonden wilt worden. Of waar je denkt de dood te vinden, vanwege de intens smerige smaak van de soms urenoude bak pleur.

In Nederland begon volgens mij de Coffee Company als eerste met het maken van ontzettend lekkere koffie. Per kopje, terwijl je er op wachtte. Om te beginnen in Amsterdam, en daarna in een heel stel andere steden. De laatste drie, vier jaar doen steeds meer gelegenheden dat. Tot in Emmen en Goes zijn prima cappuccino of espresso te krijgen.

En dus is het opeens  een beetje modieus  om te mopperen over een tevéél aan koffietentjes. Net zoals over  een teveel aan eterettes met lokaal, puur en/of biologisch eten. Diezelfde overdaad aan horeca die we zo leuk vinden in andere landen, als we er op vakantie zijn.

Grotestadsgemeut, zou ik zeggen. Veel van het goede maakt blijkbaar in sommigen van ons de snob wakker. Toegegeven, tarwegrassap en cacaonibs zijn tamelijk vies. Maar voor de rest geniet ik met volle teugen van al die zaken waar je lekker en best gezond kunt eten en drinken. Zonder al te veel exotica, meestal gemaakt met producten uit je buurt.

Ik ben blij dat boeren hun waar in hun eigen omgeving af kunnen zetten, in plaats van het te moeten transporteren naar verre oorden. En ik vind het leuk dat veel van die kleine restaurants en koffiezaken gerund worden door mensen die vaak een loopbaan als econoom, jurist, bedrijfskundige of consultant aan de wilgen hebben gehangen. Banen met status, zeker. Alleen dikwijls behoorlijk theoretisch. Die eenzijdigheid bevalt slecht.

Dus zijn ze iets gaan doen dat veel concreter en bevredigender is. Lekkere dingen bereiden en het gezellig maken in een vaak heel persoonlijk ingericht zaakje. De wereld wordt er knusser van, want weinig doet zo goed als een liefdevol bereide maaltijd. Dus doe mij nog maar wat minder juristen en economen, en meer restaurants en koffiezaakjes. Ik noem het: vooruitgang.

IMG_3468IMG_3229408784_510963418933668_127017120_nIMG_3122

http://www.coffeecompany.nl

http://www.smakers.nl

http://www.frietwinkel.nl

http://www.gastmaalendetafel.nl

https://nl-nl.facebook.com/pages/BakBlik030/1391278631111571

http://www.bondsmolders.nl

http://www.misterkitchen.nl

 

Delen na de dood

De kist gebruiken waar eerder een andere dode in gelegen heeft? Of het boeket naast de baar laten staan voor de volgende uitvaart? De deeleconomie, waarbij je spullen van anderen gebruikt in plaats van alles nieuw aan te schaffen, lijkt in de uitvaartbranche lastig te implementeren. Maar oh, verrassing: eigenlijk is het al lang gemeengoed.

De Australische verpleegster Bronnie Ware vroeg aan een grote groep ouderen op hun sterfbed waar ze het meeste spijt van hadden. En zoals te verwachten was zei niemand: “Ik wou dat ik meer spullen voor mezelf had gehouden”. Of überhaupt: “Ik wou dat ik meer spullen had gehad”. Het speet hen boven alles dat ze niet geleefd hadden zoals ze zelf wilden, maar zoals van hen verwacht werd. Of dat ze te druk bezig waren geweest met geld verdienen in plaats van tijd door te brengen met familie en vrienden. Zo’n besef van de tijdelijkheid van materieel bezit is vermoedelijk sterker bij mensen die in de uitvaartbranche werken. Zij zien immers vrijwel dagelijks dat na de dood opeens niets meer van jou is. Of het nu je kleine of je grote huis is, je auto of je fiets, je kleren of je beleggingen.

Maar zolang je bij de levenden hoort, zijn allerlei spullen fijn, comfortabel, nuttig of handig. Je hoeft ze alleen niet allemaal te bezitten, want lenen of huren kan net zo goed. Dat is precies wat mensen steeds vaker doen. Het verschijnsel heet de deeleconomie, een trend die is aangezwengeld door de jongere generatie. Zij hecht meer aan ervaringen en gebruik dan aan bezit, en moderne technologie maakt delen gemakkelijk. Inmiddels duizenden mensen lenen of huren via allerlei sites de meest uiteenlopende spullen en diensten van elkaar. Auto’s, woningen, gereedschap en zelfs maaltijden. Delen is milieuvriendelijker, goedkoper en scheelt ruimte in je huis. Voor veel ouderen is het wel wennen. Vooral de eigen auto is nog steeds een puntje.

Afgelopen zomer reed ik een paar keer met een OV-fiets naar uitvaarten, op pittoreske plekken zonder noemenswaardig openbaar vervoer. De OV-fiets is een milde vorm van delen. Je wordt lid en kunt dan voortaan snel en voor een prikje op honderden plaatsen in het land een fiets huren. Toch was ik de enige die ongemotoriseerd kwam. Natuurlijk waren er mensen die met zijn vieren of vijven in één auto zaten. Het gros was echter hooguit met zijn tweeën. Waarschijnlijk weet u dat vervoer van rouwenden 70% uitmaakt van de milieubelasting van een uitvaart, omdat veel bezoekers van ver komen. Delen in plaats van hebben zou daar een prachtige oplossing voor zijn. Carpoolen dus, maar dan door mensen die naar dezelfde uitvaart gaan.

Het is te realiseren met een site als Blablacar, die automobilisten met uiteenlopende bestemmingen en potentiele meerijders met elkaar verbindt. Een carpoolsite voor uitvaarten zou ook helemaal passen in de deeleconomie en aansluiten bij de voorlopersrol van de branche. De voorlopersrol? Jazeker, die is er. Zeker sinds het aantal ZZP’ers in de branche zo explosief gestegen is.

Soms zetten zelfstandige uitvaartondernemers gezamenlijke voorzieningen op, zoals Anneke Beunder en Els Görtemöller. In Noordwijkerhout begonnen ze Het Uitvaarthuys, een rouwcentrum met een 24-uurs kamer, een verzorgruimte en een winkel waar de nabestaanden zaken vinden als boeken, condoleancekaarten, urnen, grafmonumenten, herinnerings- en as-sieraden. De meeste ZZP’ers  hebben echter geen eigen rouwcentra, rouwauto’s of andere faciliteiten. Die huren ze bij gespecialiseerde leveranciers  of andere, grotere uitvaartbedrijven. En zelfs die hebben niet àlles in huis. Ze maken zelf geen muziek en geen boeketten. Ze verzorgen geen maaltijden of drukwerk. Ze maken gebruik van bestaand materieel, middelen en mensen, precies zo lang als ze die nodig hebben.

Om ook nabestaanden zover te krijgen dat ze aspecten van de uitvaart realiseren door te delen is lastiger, lijkt me, en vraagt de nodige creativiteit. Kistenverhuur is een mogelijke stap, maar lastig wanneer voor wie de uitvaart een persoonlijk tintje wil geven. Door de kist te beschilderen of beschrijven bijvoorbeeld. Toch denk ik dat nabestaanden bij een uitvaart niet tot het uiterste zullen gaan om verspilling te verminderen. Ik verwacht wel steeds meer interesse voor een groene uitvaart, waarbij gelet wordt op afbreekbare materialen, minimaal vervoer en een biologische lunch.

Eén ding is zeker. De levenden hebben vaak de keuze. Tot besluiten of je je huis voor jezelf houdt of dat je onderdak biedt aan iemand die zonder zit. Kiezen om je laatste dropje zelf op te snoepen of het aan iemand anders te geven. Na de dood deel je alleen nog maar. Op voor de hand liggende manieren, omdat je bezittingen naar anderen gaan. Verdergaand wanneer je je organen beschikbaar stelt voor transplantatie, of zelfs je hele lichaam cadeau doet aan de wetenschap. Maar elk lichaam – begraven, gecremeerd, gecryomeerd, geresomeerd of gecomposteerd – valt uiteindelijk uiteen in moleculen en atomen van alle bekende en onbekende scheikundige elementen. Ze komen daarna terug in  een andere fysieke vorm. In planten, bomen, dieren en mensen. In grond, lucht en water. De atomen die nu de ogen vormen die dit verhaal lezen, kunnen over tien jaar onderdeel zijn van een tak of een rots. En misschien kijken ze wel opnieuw naar de wereld door de ogen van een uitvaartverzorger in de deeleconomie.

20100805-013_Amersfoort_-_Waterspuwer_aan_de_Langegracht

Dit essay verscheen in het Brancheblad Uitvaartzorg, editie April 2016

http://www.faircoffin.nl

https://www.peerby.com/nl-nl

https://www.bbc.com/future/article/20230821-how-to-plan-a-sustainable-funeral

https://www.ad.nl/video/productie/nieuwe-uitvaarttechniek-ontbindt-lichaam-met-water-394797

https://www.dela.nl/verzekeringen/uitvaartverzekering/groene-uitvaart/groene-mogelijkheden?utm_id=facebook_120207523048290624

Keihard over de dijk

Een marina heet de jachthaven Muiderzand, net over het IJsselmeer ten zuiden van Almere. Dat klinkt zonnig en zuidelijk en wulps, maar in oktober is het er bewolkt en bijna stormachtig. De lijnen van de aangemeerde boten slaan met kracht tegen de masten en maken een geluid als van honderd windgongen.

Vijf heren en ik staan klaar om te gaan whiken. Dat betekent hard scheuren over het kaarsrechte deel van de IJmeerdijk in een ligfiets met een zeil eraan. De heren hebben ervaring met ligfietsen, met zeilen of zelfs met allebei. Ik met geen van de twee. Heel voorzichtig begin ik daarom met ligfietsen. Dat is verrassend comfortabel en snel en geweldig leuk. Al snel durf ik daarom het zeil in te zetten. Met het touw in de linkerhand en zweet op mijn rug loopt mijn snelheid op van vijftien kilometer per uur naar twintig.

Tot het eind van de dijk gaat het geweldig. De terugweg is lastiger, want ik heb eigenlijk geen flauw idee hoe je zo’n zeil moet bedienen. Permanent remmend en zwaar tegen de wind in leunend kruip ik met acht kilometer per uur terug naar het beginpunt. Maar zelfs mutsen zonder rijbewijs kunnen leren kicken op snelheid. Na een uurtje oefenen word ik steeds moediger. En komt het moment dat ik joelend van plezier met vijftig kilometer per uur over de dijk raas.

Volgens mij is dit het vervoermiddel van de toekomst. Snel, schoon en je mag er gewoon mee op het fietspad. Voortaan zeg ik het tegen iedereen die zich nog beklaagt over staan in de file. Mens! Ga dan toch whiken!

IMG_1586

IMG_1592

http://whike.com/nl/pagina/25/over-de-whike

http://westy31.home.xs4all.nl/Whike/WoonWerkWhiken.html

Dit stukje verscheen eerder in de serie Milieuvriendelijke uitjes in ledenblad Terra van de Stichting Natuur en Milieu.