Zoektocht naar het meeste vuur: de ontwikkeling van een nieuw diamantslijpsel

Donny Griffioen stond vijftien jaar geleden aan de wieg van de Royal Coster 201, een slijpvorm voor diamant met maar liefst 201 facetten. In 2022 ontwierpen hij en zijn team er zelfs een heel eigen zetting voor. Over het ontwikkelen van een nieuw slijpsel.

Tegenwoordig is hij hoofdinkoper bij Royal Coster Diamonds, maar Donny kwam van jongs af aan bij het diamantbedrijf van zijn opa, die hem bovendien geregeld meenam naar veilingen bij Christie’s. Aan de Hoge Raad voor Diamant (HRD) in Antwerpen leerde hij officieel graderen. Zijn eerste baan als inkoper bij GASSAN Diamonds combineerde Donny met de opleiding tot diamantslijper. Een prachtig vak, vindt hij. Alleen is hij er de man niet naar om de hele dag stil te zitten. In zijn huidige baan concentreert hij zich op de inkoop van ruwe en geslepen diamant en van de collecties juwelen en horloges.

Ronde vorm

Rond 2008 had hij heel veel zin daar iets onderscheidends  aan toe te voegen. De zaken bij Royal Coster Diamonds liepen uitstekend, mede vanwege het groeiende aantal Aziatische toeristen. Vaak bezoeken ze Amsterdam maar één keer in hun leven. Daardoor staan ze erg open voor iets unieks. “We wisten in ieder geval dat Aziaten de voorkeur geven aan een ronde vorm. We zochten dus naar een gemoderniseerde versie van de briljant”, vertelt hij.

Meeste vuur

Dat de Royal Coster 201 zoveel facetten heeft, stond niet van tevoren vast. Het was de uitkomst van een samenwerking tussen de Antwerpse diamanthandelaar Bobby Low, Donny en de beste slijpers van Royal Coster Diamond. Een proces van ruim een half jaar. “We voegden steeds wat facetten toe, of haalden ze juist weg. Meer is niet altijd beter. Van te veel facetten op de boven- en onderkant werd de steen zelfs donkerder, terwijl veel facetten op de rondist juist extra reflectie bleek op te leveren. Het zoeken was naar de perfecte balans, naar de wowfactor: het slijpsel met het meeste vuur.

Eigen zetting

De gepatenteerde Royal Coster 201, met in iedere steen een unieke code gelaserd, werd bij Royal Coster Diamonds veelal los verkocht en in een sieraad naar keuze gezet. Vorig jaar werd besloten rondom het bijzondere slijpsel een complete sieradenlijn te lanceren, met een heel eigen zetting: de Signature C Collectie. Open en luchtig moest die zetting zijn, en in de vormgeving meteen doen denken aan Royal Coster Diamonds.

Manifestatie van de letter C

Donny: “Ik kan redelijk tekenen en heb samen met het team een aantal schetsen gemaakt. Het uiteindelijke ontwerp, een open zetting die het perfecte podium vormt voor de Royal Coster 201 diamant, is een manifestatie van de letter C. De C van Coster, van de vier C’s* waar diamant op beoordeeld wordt en van Confidence (vertrouwen). De modellen besprak ik met onze goudsmeden, tot duidelijk was of het technisch allemaal kon. ”

Met het Royal Coster 201 slijpsel en de Royal Signature C collectie heeft Royal Coster Diamonds iets heel eigens neergezet. Donny: “Maar hier willen we het niet bij laten. We denken momenteel na over variaties op de peer- en de ovaalvorm. Ik heb heel veel zin om weer een nieuw slijpsel te ontwerpen.”

*Colour Clarity Cut Carat

https://www.royalcoster.com/

Home

Dit verhaal verscheen eerder in het aprilnummer 2023 van vakblad Edelmetaal

“Ik houd gewoon heel erg van het authentieke ambacht”

Natuurlijk maakt goudsmid Sonja Hunefeld in haar Haagse winkel/werkplaats naast sieraden ook aanzoeks-, verlovings-, relatie- of trouwringen. Die moeten dan wel bijzonder zijn, vooral in de gebruikte techniek. Want eeuwenoude technieken onder de knie krijgen, dat vindt ze het allerleukste aan haar vak.

“Mensen die bij mij binnenkomen zijn vaak vijftig plus. Ze hebben in de loop der jaren hun eigen smaak ontwikkeld en weten wat ze mooi vinden. Mijn uitbundige stijl trekt hen. Trouwen doen de meeste vijftigers echter weinig. De schaarse keren dat een paar relatieringen zoekt, is er meestal wel een geschikt model in mijn bestaande collectie te vinden.

Uitgesproken ideeën

Als ze desondanks in de collectie niet vinden wat ze zoeken, maak ik iets anders dat ook bijzonder is. Ik heb wel eens tekst gegraveerd op de buitenkant van een heel brede ring en die vervolgens doormidden gezaagd. Beide partners hebben daardoor een halve, onleesbare tekst op hun ring. Alleen zij weten dat die samen met het andere exemplaar een betekenis heeft. Eén keer heeft een stel zelfs hun eigen trouwringen gemaakt. Allebei waren ze inderdaad rond de vijftig, allebei waren ze productontwerpers met uitgesproken ideeën. Ik begeleidde hen bij het vormgeven en deed de eindafwerking.”

Terug naar de basis

Welk sieraad Sonja’s klanten ook willen, het is altijd van begin tot eind handgemaakt. Sonja: “Ook de sluitingen en brocheringen. Ik vind het leuk om terug te gaan naar de basis. Om puur goud en zilver te gebruiken en technieken te onderzoeken die al meer dan 5000 jaar oud zijn. Met al onze hedendaagse apparatuur bereiken toch maar heel weinig goudsmeden dezelfde resultaten als de vakmensen van toen.”

Ongeduld

Die basis begint met legeren. “Ik vind het fascinerend om te weten hoe legeren feitelijk werkt. Dat wanneer je 75% fijngoud mengt met maar 25% witmetaal je opeens witgoud hebt. Of dat het groen wordt wanneer je het met cadmium mengt, al mag dat nu niet meer vanwege de giftigheid. Zelf willen legeren heeft ook met mijn ongeduld te maken. Als ik een ontwerp in mijn hoofd heb wil ik niet een of twee dagen wachten tot het juiste materiaal geleverd is. ”

Keum Boo

Een bijzondere techniek die Sonja zich met eindeloos lezen, YouTube-filmpjes kijken en experimenteren eigen heeft gemaakt is het Koreaanse Keum Boo. Het is een vorm van handvergulden, waarbij dik fijngoudfolie op een ander, verwarmd metaal wordt gewreven tot beide metalen fuseren. Waarom zo’n ingewikkeld proces? Sonja: “Gewoon vergulden vind ik goedkoop klinken. De laag bij galvanisch vergulden ís ook maar twee micron dik en slijt dus snel, zeker op ringen. Het folie bij Keum Boo is twintig micron en wordt één met het onderliggende metaal. De fijngoudkleur is heel geschikt voor accenten.

Minstens één keer mis

Om Keum Boo in de vingers te krijgen heb ik vooral heel veel uitgeprobeerd. Als het niet minstens één keer mis gaat zie je niet waar je allemaal op moet letten. Het allertofst van al dat onderzoeken vind ik dat ik zoveel leer. En andere goudsmeden zijn ook geïnteresseerd in die kennis. Ik heb al minstens tien keer een workshop gegeven aan collega’s, onder andere aan leden van het Nederlands Gilde van Goudsmeden.”

Granuleren

Tijdens de coronaperiode nam Sonja de tijd om zich te verdiepen in granuleren, de Etruskische techniek waar ze al langer nieuwsgierig naar was. Het werd een groot proces: pas na een jaar lukte het haar piepkleine, perfect ronde fijngoudballetjes te maken en die zonder soldeer te verbinden met een ondergrond.

Verdwijnende balletjes

Om de balletjes te maken wordt extreem dun draad in heel kleine stukjes geknipt. Die worden in een grafieten kroes tot balletjes gesmolten. Bij te hoge smelttemperaturen verbinden koolstofmoleculen zich echter met die van het goud en wordt de kristalstructuur instabieler. Dan is het gissen wat het precieze smeltpunt is, en kan het gebeuren dat bij het bevestigen op een ondergrond de balletjes verdwijnen.

Fusen

Als het wel allemaal gelukt is, worden de balletjes met een zelfgemaakte pasta op een sieraad geplakt en daarna met de vlam aan het oppervlak ‘gefused’. “Als het goed gaat ten minste”, zegt Sonja. “Het gebeurt ook dat ik denk dat alles gefused is, en dat dan toch balletjes loslaten. “

Nieuwe patronen

“Van granuleren ga ik kwijlen. Ik heb het vaak druk in mijn hoofd, maar van het positioneren van de balletjes in een mooi patroon word ik heel rustig. Daarbij wil ik niet de patronen van de oude Etrusken kopiëren. Ik zoek iets nieuws. Voor inspiratie kijk ik bijvoorbeeld naar wat sommige Afrikaanse stammen doen met scarification, het bewust creëren van littekens op de huid in de vorm van balletjes. Granuleren is een techniek die bijna niemand beheerst. Ik vind het leuk om anders te zijn en het wél te kunnen. Maar bovenal houd ik gewoon heel erg van het authentieke ambacht.”

www.odinski.com

http://www.meestergoudsmeden.nl

Een uitgebreide versie van dit verhaal verscheen in het decembernummer 2021 van vakblad Edelmetaal

De heilige en de broers

Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is tim-en-bart-voor-de-toren-van-de-sint-plechelmusbasiliek.jpg
Tim (links) en Bart (rechts)voor de toren van de Sint Plechelmusbasiliek

Eerst waren ze gewoon broers. Als twintigers die hetzelfde beroep kozen, werden ze ook beste vrienden en zetten samen een bedrijf op. In hun vrije tijd werkten ze aan een eigen merk. Vanzelf ging het niet, maar nu is er een wachtlijst van drie jaar voor de handgemaakte horloges van Bart en Tim Grönefeld.

De website van de horological brothers is er alleen in het Engels, met dank aan een Australische marketeer die besloot ‘die jongens’ te helpen toen ze hun eigen merk mechanische horloges begonnen. Logisch is het ook, want de meeste klanten wonen in de USA en Azië. “In Nederland is het minder makkelijk. Wij zijn echte horlogemakers, die een goed product maken met een mooi verhaal. Dat onthouden ook de mensen die in andere landen wonen. Niet hoeveel schroefjes erin zitten”, vertelt oudste broer Bart. “De eerste kopers van zo’n twaalf jaar geleden zijn trots. Ze voelen zich visionairs en onderdeel van ons verhaal. Ze waren destijds op zoek naar iets aparts, dat niet per se uit Zwitserland hoefde te komen. Nu vissen veel liefhebbers achter het net.”

Liefde en besef

De broers groeiden op met een grootvader en vader, die in het Twentse Oldenzaal allebei uurwerkmakers met een juwelierszaak waren. Bovendien onderhielden ze het torenuurwerk van de meer dan een millennium oude Sint Plechelmusbasiliek, midden in het stadje. Een gespreid bedje, zou je denken, maar Bart wilde na het behalen van zijn diploma eerst elders ervaring opdoen. In het Zwitserse Neuchâtel deed hij een zes maanden durende cursus aan de Wostep, een school waar buitenlandse uurwerkmakers leren Zwitserse horloges te onderhouden. “Ik zag daar de prachtige verzameling horloges van een leraar”, glundert Bart. “Toen begon voor mij pas echt de liefde voor het vak. Het besef wat je allemaal met de hand kunt maken.”

Wat later koos ook Tim voor Wostep, en daarna bleven beide broers nog een aantal jaren omdat ze interessant werk kregen aangeboden. Uiteindelijk leidden ze het atelier van Renaud &Papi, een fabriek die eind vorige eeuw het summum van de Zwitserse horloge-industrie was. Tim was de man die zorgde dat horloges op tijd liepen, Bart was de specialist in slagwerken en bijzondere mechanieken.

Twinkeling

Oldenzaal, met dierbare familie en vrienden, was eind jaren negentig de reden dat ze terugkeerden naar hun geboortestad. Vader Sjef voorzag weinig toekomst in de detailhandel en adviseerde zijn zoons om een reparatieatelier voor mechanische horloges te beginnen. Breitling en IWC gingen graag met de getalenteerde Grönefelds in zee. Uiteindelijk hadden ze veertien mensen in dienst. Bart: “Maar als reparateurs stonden we nooit oog in oog met de klant. Daarom begonnen we in de avonduren met het ontwerpen en bouwen van ons eigen merk. De twinkeling van vreugde in iemands ogen bij het zien van iets wat je zelf gemaakt hebt, dat is toch het mooiste dat er is.”

Tong

Gewend als ze waren aan dure horloges, moest dat eigen merk iets heel goeds en moois worden. Behalve veel tijd staken ze er ook hun spaar- en pensioengeld in. Aan de vooravond van de economische crisis, in november 2008, lanceerden ze hun GTM-06. Een eenmalig horloge met een tourbillon met minutenrepetitie, dat 300.000 Euro kostte. Ze haalden er TV-programma Paul&Witteman mee, maar het vinden van afzetkanalen voor de vervolgmodellen was de eerste vier, vijf jaar lastig. Tot Bart op de beurs in Bazel met het uurwerk van hun tweede model One hertz in zijn hand rondwandelde en verzamelaar George Tong tegenkwam. Die vond de technische vormgeving mooi, met bruggen gemodelleerd als Nederlandse trapgevels. Hij bestelde de nummer 1 uit de serie, nog voor er een kast of wijzerplaat omheen zaten.

Eigen identiteit

Met de One hertz sloegen Bart en Tim de weg in van hun eigen identiteit. Horlogesites- en bladen schreven over hen. De website, Facebook en Instagram maakten direct contact met klanten mogelijk. Model nummer drie, de Parallax, leverde hen de Grand Prix d’Horlogerie de Genève op én een wederverkoper in Singapore. Voor hun volgende model, de Remontoire, kregen ze de prijs nóg een keer. In de Remontoire zit het verkleinde torenuurwerkmechaniek uit de Sint Plechelmusbasiliek. Daarbij draait een radertje op de wijzerplaat en schiet de wijzer elke acht seconden vooruit. Bart: “Daar schrik je bijna van. Het is een beetje spektakel. Mechanisch theater. Omdat de torenuurwerktechniek met een in de lucht hangende ketting niet werkt in een horloge, hadden we een belachelijk aantal onderdelen nodig om het te laten werken, met een klein differentieel. We hebben er 188 stuks van verkocht, met speciaal voor ons gemaakte onderdelen. Daar laten we het bij. Schaarsheid maakt mensen hebberig, waardoor wij weer nieuwe modellen kunnen ontwikkelen.”

Made in Oldenzaal

Het mechanisch uurwerk van de Sint Plechelmus is een essentieel onderdeel geworden van het Grönefeldverhaal. Geregeld nemen Bart en Tim klanten mee de toren op, en ze zijn ook van plan het onderhoud van het torenuurwerk over te nemen. Hun eigenheid heeft hen genoeg bestellingen geleverd om de komende drie jaar aan het werk te zijn. Op hun eerste horloge stond nog niet waar het gemaakt is, omdat verzamelaars geen interesse hadden als het niet Swiss made was. Nu staat op iedere Grönefeld vol trots: Nederland. En op hun laatste horloge zelfs: Oldenzaal.

De GTM-06. Een eenmalig horloge met een tourbillon met minutenrepetitie, dat 300.000 Euro kostte.

http://www.gronefeld.com

http://www.gronefeld.com

https://www.acollectedman.com/blogs/journal/renaud-et-papi-history

https://www.uitinoldenzaal.nl/

http://plechelmus.nl/

Dit verhaal verscheen in het oktobernummer 2021 van vakblad Edelmetaal

Stoer Zeeuws – Minderhoud veranderde streeksieraden van oubollig in onweerstaanbaar

Juwelier Minderhoud uit Westkapelle op Walcheren veranderde de eeuwenoude vormgeving van streeksieraden in hedendaagse hebbedingen. Zowel rechtgeaarde Zeeuwen als toeristen zijn er gek op.

“Klanten lagen nog net niet in slaapzakken voor de deur”, zeggen eigenaar Piet Minderhoud en goudsmid Angelique van Rooijen schaterend en tegelijkertijd nog steeds een beetje verbijsterd, zelfs vijftien jaar na dato. Ze hebben het over het gigantische succes van hun eerste moderne sieraad dat de Zeeuwse knop als uitgangspunt had.

Oubollig

Streeksieraden en klederdrachten werden vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw in Nederland allengs minder gedragen. Deels omdat ze onpraktisch zijn – bij een vrouw vergen aankleden en vastmaken van sieraden bij elkaar al minstens een half uur. Deels omdat jongere generaties zowel de dracht als de sieraden oubollig vonden. Zilveren en gouden erfstukken als oorijzers, mutsspelden, broekstukken, beugelhaken en bloedkoraal-, granaat- en gitsnoeren lagen in talloze kasten te verstoffen.

Liefde voor streeksieraden

Piet Minderhoud, goudsmid en juwelier, bleef altijd wél geïnteresseerd in streeksieraden. Hij kreeg het met de paplepel ingegoten door zijn familie, die al sinds 1875 actief is op Walcheren. Lange tijd waren de meeste klanten vrouwen in klederdracht. Juist in Zeeland, met zijn door het vele water geïsoleerde gemeenschappen, waren hun sieraden heel gevarieerd. Je kon er van alles aan aflezen. Waar iemand vandaan kwam bijvoorbeeld, of diegene getrouwd was, vrijgezel of in de rouw.

Miljoenen knoppen

Vijftien jaar geleden nam Piet de winkelvoorraad over van een Middelburgse juwelier die met pensioen ging. In de talloze dozen troffen hij en Angelique sieraden met Zeeuwse knoppen, van heel klein tot heel groot. “Het leken er miljoenen. We verzopen erin”, grijnst Angelique. “Ze waren te goed en te mooi om zomaar te smelten, dus zei Piet: ‘Verzin eens wat, Angelique’. We monteerden grote knoppen op leren horlogebanden, op de plek van het uurwerk, zetten een kleine advertentie in de plaatselijke krant en toen liep het dus storm.”

Iedere week iets nieuws

Wat lange tijd oubollig was, werd opeens onweerstaanbaar. Onder de noemer Stoer Zeeuws ontwierp Angelique grote hangers, armbanden, ringen, oorhangers, bedels en broches, allemaal met een Zeeuwse knop. Klanten kochten de nieuwe ontwerpen, en zagen ook dat Minderhoud van hun erfstukken iets hips kon maken. Piet: “Ik vind het niet erg om die te verzagen. Alleen van zeldzame sieraden als mutsbellen, dop-ringen en filigrain kraalhaken blijven we af.” Iedere vrijdag, al vijftien jaar lang, verzint Angelique iets nieuws. Meestal een sieraad dat in oplage gemaakt kan worden. Soms iets waar er maar twee van zijn. Een enkele keer een uniek stuk, al dan niet in opdracht. In de beginjaren waren grote zilveren knoppen gewild, momenteel zijn kleinere sieraden in. De huidige merknaam Trendy Zeeuws omvat de hele voortdurend groeiende en veranderende collectie.

Gewoon beginnen

Angelique bekijkt de laatste trends op Pinterest, Instagram en in vakbladen. Als het zo uitkomt geeft ze daar een Zeeuwse draai aan. “Een Zeeuwse knop hoort er altijd wel in, maar ik gebruik ook zwarte glazen knopen van oude mannendracht, gouden krullen en stukken van oorijzers. Of ik wals het kantpatroon van een muts in gegloeid zilver en maak daar een sieraad van. Vaak verguld ik een deel in dezelfde fijngoudkleur als die van traditionele streeksieraden. Op dit moment gebruik ik veel kleurstenen. Ik teken nooit van tevoren een ontwerp, en ontwerpen op de computer of 3D-printen doe ik ook niet. Dat is zó seksloos. Er zit geen leven in, het is té perfect. Ik pak een stuk zilver en begin gewoon. Hoe meer ik bezig ben, hoe meer ideeën ik krijg.”

Nieuw symbool

Verzamelaars kochten altijd al voor flinke bedragen, maar nu zijn de Zeeuwen weer zo trots op hun traditionele knop, dat het uitgroeide tot een nieuw symbool voor de provincie. Tegenwoordig vind je de knop op mokken, kleding, handdoeken, in chocola- en in dropvorm. En het Zeeuws Museum in Middelburg vroeg of Minderhoud sieraden wilde leveren voor in de museumwinkel. Allemaal mooie gevolgen van Minderhoud’s trouw aan Zeeuwse sieraden. Piet en Angelique genieten ervan. Met volle teugen.

www.juwelierminderhoud.nl

https://www.zeeuwsmuseum.nl/nl

Grote Zeeuwse knop op leren armband
Gehamerd, gezwart zilver met fijngoudvergulde Zeeuwse knoppen

Dit verhaal verscheen in het juninummer 2021 van vakblad Edelmetaal

Hoe Fair mined goud vrouwen onafhankelijker maakt

Wereldwijd zijn ruim 25 miljoen mensen afhankelijk van kleinschalige goudwinning. Tachtig procent werkt in de informele sector, waar ze kwetsbaar zijn voor uitbuiting en afhankelijkheid. Mannen lijden eronder, maar vrouwen nog meer. Ontwikkelingsorganisatie Solidaridad zet zich in om hen tot formeel geregistreerde mijnwerkers te maken. Het is het begin van verantwoorde goudproductie.

“Het formaliseren van een mijn is de allereerste stap als we met mijnen gaan samenwerken”, zegt Carla Neefs, Senior Corporate Engagement manager bij Solidaridad . “Zonder die stap kunnen we geen traceerbaar, verantwoord goud op de markt brengen. Pas daarna gaan we investeren in verbeteringen.”

Slechter betaald

En in goudwinning valt het nodige te verbeteren. Solidaridad was tot nu toe actief in goudmijnen in Colombia, Peru, Bolivia, Ghana, Uganda, Kenia en Tanzania. De belangrijkste thema’s zijn legalisering en formalisering van kleinschalige mijnbouw, milieuvervuiling, werkomstandigheden, kinderarbeid en ontbossing. Even zwaar weegt het sociale aspect. Mijnwerkers zonder formele status hebben geen juridische rechten en moeten de vrijwel altijd te lage prijs van goudinkopers accepteren. Vrouwen hebben het nog moeilijker dan mannen. Ze krijgen minder betaald voor hetzelfde werk/ Of ze mogen zelfs alleen het slechter betaalde werk doen.

Grote werkgever

Na landbouw is mijnbouw de grootste werkgever ter wereld en voor ontwikkelingslanden een belangrijke bron van inkomsten. In Ghana bijvoorbeeld maakt goud zo’n 35% van de exportwaarde uit. Vermoedelijk blijft het nodige onder de radar en is het dus nog méér. Arbeidsposities binnen de sector variëren van mijnwerkers in loondienst tot dagloners zonder een enkele vorm van contract.

Zeven en pannen

Slechts twintig procent van de jaarlijkse kleinschalige goudproductie wordt gedolven door officiële bedrijven. De resterende tachtig procent vindt plaats in de informele sector, die werkt met zeven en pannen, in rivieren en aan het aardoppervlak. Die informele sector wordt vaak weggezet als crimineel. “Witwassen, financiering van gewapende conflicten: natuurlijk bestaat dat”, zegt Boukje Theeuwes, bij Solidaridad Head of Policy Influencing. “Maar niet alle informele mijnbouw is crimineel. Een groot deel bestaat uit arme mensen die al generaties lang werken zonder licenties of landrechten, zonder kennis van of toegang tot formele markten. Dàt is ons aandachtsgebied.”

Golden Line

Nationale overheden lopen veel belastinginkomsten uit de informele sector mis. Formalisering is dus ook in hún belang. Licenties gaan echter bijna automatisch naar mannen, omdat het vrouwen meestal aan een netwerk ontbreekt en ze niet eens weten dat een stuk land beschikbaar komt voor kleinschalige mijnbouw. In Ghana en Tanzania trainde Solidaridad vijf jaar lang vrouwen in sociale weerbaarheid en economische zelfstandigheid. Dat gebeurde binnen het Golden Line programma, in samenwerking met ontwikkelingsorganisaties Simavi en Healthy Entrepreneurs. In Tanzania introduceerde het Golden Line programma een vrouwengroep bij de lokale overheden. Via die weg kregen ze een lening voor de aanschaf van een goudverwerkingsmachine.

Duivel

Tegelijkertijd was verandering nodig van bestaande sociale en culturele rollen, die vrouwen vaak beperken in hun vrijheid en hun economische zelfstandigheid bemoeilijken. Vrouwen hebben ook te maken met de gevolgen van rollenpatronen en bijgeloof. De overtuiging dat een menstruerende vrouw de duivel afroept over een mijn, bijvoorbeeld.

Gemeenschap gaat vooruit

Carla: “In discussiegroepen praatten we daarover met vrouwen én mannen. Denkbeelden veranderen niet van de ene dag op de andere, maar het viel me op dat jonge mannen vaak vinden dat het tijd is voor progressievere opvattingen. Lokale dorpshoofden zijn ook meer geneigd die rolpatronen te doorbreken, omdat ze de economische resultaten zien van vrouwen met een eigen inkomen. Die investeren in beter voedsel en scholing voor hun kinderen en helpen zo de gemeenschap vooruit. Dorpshoofden vragen zelfs om ook in hún gemeenschap vrouwen te komen trainen. Er is echt wat gaande als het om bewustwording gaat.”

Kist met geld

Voortbouwend op het Golden Line-programma kreeg Solidaridad financiering van luxury goods bedrijf Kering. Dat geld was bedoeld om vrouwen in de gemeenschappen rondom de mijnen verder economisch zelfstandig te maken. Onderdeel van het project was een extra donatie aan de spaargroepen. Deelneemsters legden daarin wekelijks een klein bedrag in, letterlijk in een grote kist met twee sloten. Zodra er voldoende geld was, besloot de groep wie het mocht hebben voor een zakelijke of privé-investering. Uiteindelijk kon de groep zelfs een bankrekening openen – in veel ontwikkelingslanden zeker geen vanzelfsprekendheid.

Verrast door het succes

In totaal vijf groepen vrouwen kregen elk een fonds van 3000 Euro. Inmiddels zijn ze onder andere bezig met een mijnconcessie, een eigen goudverwerkingsbedrijf en een cateringbedrijf. Na een paar maanden waren van de 15.000 Euro alweer 6000 Euro terugbetaald. Carla: “We waren zelf verrast hoe ongelooflijk succesvol die extra donatie is. Dat we zóveel hebben kunnen bereiken met die relatief kleine investering.”

Zelf bijdragen aan meer verantwoord goud in de keten?

Vraag aan je juwelier of edelsmid waar hun goud vandaan komt en wat ze weten over de keten. In Nederland ligt veel nadruk op recycling. Fair mined goud is in Nederland nog niet zo bekend.

https://www.solidaridad.nl/

http://www.thegoldenline.org

Dit verhaal verscheen eerder in vakblad Edelmetaal, editie April 2021

Haarlemse zilversmid Karel Schermerhorn streeft naar handgemaakte perfectie

HZS is een van de laatste ambachtelijke zilversmederijen van Nederland. Karel Schermerhorn werd in 1998 eigenaar, maar het Haarlemse bedrijf zelf bestaat al een eeuw. Karel streeft naar handgemaakte perfectie.

“Na de opleiding in Schoonhoven heb ik nooit meer iets aan goudsmeden gedaan. Ik vond zilversmeden zóveel leuker!”, vertelt Karel. “In die hoedanigheid werkte ik een jaar of tien in loondienst, tot ik George Presburg leerde kennen, eigenaar van de Haarlemsche Zilversmederij. Bij hem werden ambachtelijke producten gemaakt, maar vanwege zijn leeftijd wilde hij de zaak graag verkopen. In 1998 nam ik het bedrijf over, inclusief allround zilversmid Lex Baartse. Lex is uiteindelijk bijna zestig jaar bij HZS in dienst geweest.”

Groei en bloei

Arnold Presburg en Arie Hoogteyling begonnen de Haarlemsche Zilversmederij in 1919. Ze maakten zilverwerk voor voornamelijk huishoudelijk gebruik, zoals broodmanden, dienbladen, koektrommels, kandelaars en peper- en zoutstellen. Vanaf 1932 ging Arnold alleen verder. Het bedrijf bloeide in de jaren vijftig en zestig, toen de Nederlandse bevolking na de karige oorlogstijd eindelijk weer geld had en het graag spendeerde aan mooie spullen. HZS had in die tijd maar liefst zestien werknemers. In 1971 kwam zoon George Presburg aan het roer. In latere decennia ging menig groter bedrijf over de kop. HZS bleef, zij het op kleinere schaal, overeind.

Perfectie

Bij de overname koos Karel voor drie strategische speerpunten. Het eerste was de kwaliteit van de producten. Die was goed, maar hij vond dat het tot in detail perfect moest zijn. Dus nooit een dienblad waarvan de bodem niet honderd procent strak was, of een parelrand die eindigde in een halve parel. Waardoor klanten gingen zeggen: “Handgemaakt? Da’s knap!” Tweede speerpunt was het opnieuw aanbieden van oudere productmodellen. Sommige werden op dat moment al twintig jaar niet meer gemaakt, maar alle mallen lagen er nog. Veel klanten waren blij dat ze weer in productie genomen werden.”

Restauratie en reparatie

Het derde en inmiddels belangrijkste speerpunt is restauratie en reparatie. Restauratie van voornamelijk 17e– en 18e-eeuws zilverwerk, vervaardigd door leden van de in die tijd zeer machtige gildes, en reparatie van occasions, die ingebracht worden door handelaren of verzamelaars. Karel: “Omdat we zoveel kunnen maken, kunnen we ook heel veel restaureren”. Zijn keuze voor dat laatste specialisme is een goede gebleken. HZS werkt nu voornamelijk voor antiquairs, handelaren, particulieren, musea, kerken en synagogen.

Mysterie

Afgelopen november kreeg HZS het predicaat Hofleverancier. Daarvoor hoef je niet per se iets voor het hof gedaan te hebben, al is dat bij HZS wel het geval. Zo werden in de Presburgtijd HZS-producten bij staatsbezoeken meegenomen als relatiegeschenk. Een bedrijf kan het predicaat aanvragen bij het honderdjarig bestaan. “Waaróm je het uiteindelijk krijgt is een mysterie”, zegt Karel. “Je moet iets toevoegen aan de samenleving, aan de branche en aan je buurt. De redenen waarom je aan die eisen voldoet krijg je niet te horen. Hoe dan ook is de toekenning een leuke ode aan het bedrijf.”

Zestig jaar zilversmid

Lex Baartse heeft als zilversmid in belangrijke mate bijgedragen aan het succes van HZS. Als veertienjarige kwam hij letterlijk in zijn korte broek het bedrijf binnen. De oudere zilversmeden leerden hem het vak, en naarmate hun aantal afnam kreeg hij steeds meer taken. Lex deelde op zijn beurt zijn kennis met Karel toen die het bedrijf overnam. Pas op zijn 74ste ging hij, na een dienstverband van bijna zestig jaar, met pensioen.

Openheid

Karel heeft geen vaste medewerkers meer, maar geregeld deelt hij zijn ruime werkplaats met jonge vakgenoten, stagiairs en antiquairs. Soms ook met particulieren die aan hun eigen projecten willen werken. “Door me open te stellen voor andere mensen en disciplines blijf ik doorleren. Ik ben technisch creatief: ontwerpen creëren uit het niets kan ik niet, maar wat me aangereikt wordt kan ik maken. En wat anderen beter kunnen, zoals laserlassen of handgraveren, laat ik graag door anderen doen.”

www.haarlemschezilversmederij.nl

Dit verhaal verscheen in langere vorm in vakblad Edelmetaal, editie april 2020

Foto’s: Maurits van Hout http://www.mauritsvanhout.nl

https://www.koninklijkhuis.nl/onderwerpen/onderscheidingen/predicaat-hofleverancier

De ambachtelijke horloges van Willem van den Berg

   

De afgelopen tien jaar bouwde Brabander Willem van den Berg elk jaar een nieuw horloge. Soms in een kleine oplage van maximaal tien stuks, soms zelfs unieke exemplaren. Vrijwel altijd in samenwerking met de allerbeste edelsmeden, graveurs, zetters en emailleurs.

Decennia lang restaureerde Willem van den Berg antieke klokken en horloges, maar sinds 2006 legt hij zich toe op het bouwen van zijn eigen merk ambachtelijk gemaakte horloges in beperkte oplage. Waar hij emotie in kan leggen en verhalen mee kan vertellen.

Skyline

Hij begon met een handgemaakt Skyline-horloge. In een door hem zelf ontworpen gouden kast bouwde hij een automatisch uurwerk in. Aan de achterzijde is de skyline van ‘s-Hertogenbosch te zien, met rechts het provinciehuis en links de Sint-Jan’s basiliek. De Bossche draak, het symbool van de stad, werd als rotor ingebouwd. Daarna volgde een model met de skyline van Rotterdam.

Uitbundige barok

Vervolgens vroeg Willem zich af wat hij zelf nog meer mooi vond. Hij kwam uit bij de uitbundige barok van 17e en 18e-eeuwse Engelse horloges, waarin vaak de techniek van champlevé emaille (een gravure of ets, gevuld met emaille) werd toegepast. Het werd zijn focus in een tijd dat minimalisme de trend was.

Symboliek

Ieder model zit vol symbolen en verwijzingen, gemaakt met een grote variatie aan technieken. In de loop der jaren heeft Willem zich zelf bijgeschoold op het gebied van goudsmeden en graveren, maar hij maakt daarnaast veel gebruik van de diensten van de beste edelsmeden, graveurs, zetters en emailleurs. De meesten zijn lid van het Nederlands Gilde van Goudsmeden. Wie daar toegelaten wil worden, moet aan heel hoge eisen voldoen.

Van Gogh en Jeroen Bosch

In de Vincent van Gogh bijvoorbeeld, schilderde emailleur Jos Houbraken op de verenstalen dagschijf fragmenten in miniformaat van zeven van Van Gogh’s bekendste werken. Verborgen in de kast zit een heel klein beetje grond uit de tuin van Van Gogh’s geboortehuis. In het Jeroen Bosch-horloge zijn gravures te zien van Bosch’ tekeningen. De wijzers hebben de vorm van veren. De secondewijzer is zelfs een minuscuul echt veertje.

Horloge voor Bas van Wijlen

Momenteel werkt Willem aan een horloge met als thema WOII. En onlangs kwam een uniek horloge af voor Bas Verwijlen, de Nederlandse schermer die drie keer meedeed aan de Olympische Spelen. Het zit vol met persoonlijke en Olympische verwijzingen. Een floret op de zijkant van de kast bijvoorbeeld, en op de rotor gezaagde en gegraveerde symbolen van de drie steden waar Verwijlen meedeed aan de Olympische Spelen. Op een van die symbolen, de Londense Big Ben, staat het torenuurwerk vast op het geboortetijdstip van Verwijlen’s dochter.

Brede blik

Willem kan al die bijzondere horloges realiseren dankzij de hulp van de edelsmeden, graveurs en emailleurs van het NGG. Hij is er ontzettend blij mee. “ Het is geweldig om samen te werken met de allerbeste vakmensen. Door wat zij kunnen in technisch en artistiek opzicht, kan ik mijn blik verbreden over wat mogelijk is.”

www.vandenbergwatches.com

http://www.meestergoudsmeden.nl

https://www.sint-jan.nl/

https://www.brabant.nl/over-brabant/provinciehuis

https://www.denbosch.nl/nl/projecten/bosschedraak

http://www.restauratieconvergent.nl/houbraken.aspx

Dit verhaal verscheen als onderdeel van een groter artikel in het blad Horloges 0024, editie winter 2019/voorjaar 2020

Duizend teruggevonden trouwringen

De schrik is groot als iemand een trouwring verliest. Nog groter is de dankbaarheid wanneer vrijwilligers van GevondenVerloren.nl de gouden band terug weten te vinden. Afgelopen zomer haalden de metaaldetecteerders de duizendste trouwring in hun vijfjarig bestaan boven water.

Een trouwring verliezen kan op allerlei manieren en om allerlei redenen. Mensen vallen bijvoorbeeld af, bewust of doordat ze ziek zijn geweest. Ze smeren zich in met anti-zonnebrandcrème, waarna bij het zwemmen de ring van hun vinger glibbert. Ze verliezen hem bij het eendjes voeren, bij het overgooien van een bal in het water of bij het uitkloppen van een mat op hun balkon. Soms wordt hij bij een ruzie bewust weggegooid.

Vreugde

Wie dan bij GevondenVerloren.nl om hulp vraagt via de website of WhatsApp, krijgt meestal heel snel antwoord. Na een standaard uitvraagprocedure – waar verloren, op land of in water, in het laatste geval: hoe diep? – gaat een duo detecteerders zo snel mogelijk op zoek. GevondenVerloren.nl bestaat uit heel diverse mensen, die als hobby aan metaaldetectie doen. Sommigen zijn ook ervaren duikers. ‘We doen dit speurwerk omdat we het mensen gunnen hun emotioneel waardevolle spullen terug te krijgen. Als dat lukt en je ziet hun vreugde… dat moment is met geen geld te betalen,’ vertelt Richard Ober, die samen met Martin van Hees GevondenVerloren.nl beheert en coördineert. ‘Voor ons betekent het bovendien avontuur. We maken zoveel mee!’

Emotie aan sieraden

Martin van Hees, oprichter van GevondenVerloren.nl, doet vrijwel zijn hele leven al aan metaaldetectie, en ging later ook duiken. Hij realiseerde zich hoeveel emotie er aan sieraden zit toen hij zelf een gouden voetballetje verloor, dat vervolgens door zijn eigen zoon werd teruggevonden. Op Hyves, een voorloper van Facebook, begon hij mensen bij elkaar te brengen die sieraden gevonden of verloren hadden. Het aantal hulpvragen steeg zo snel, dat hij vrienden uit de detectiewereld vroeg ook mee te werken.

324 Keer succesvol

Inmiddels telt de groep 36 leden, grotendeels in Nederland, maar ook een aantal in België en Duitsland. Ze zoeken naar alle mogelijke sieraden en andere dierbare metalen voorwerpen, maar het meest zoeken ze naar trouwringen. De speurders gebruiken detectieapparaten, die reageren op het specifieke eigen geluid van metalen, en af en toe magneten. GevondenVerloren.nl is heel succesvol. In 2018 werd 383 keer hun hulp ingeroepen. Daarvan vonden ze 324 keer het verloren voorwerp terug.

Ringen in het water

Richard herinnert zich een bruiloft waar een tante in rolstoel de ringen wilde bekijken. Ze trok het doosje iets te onhandig open, en één ring sprong weg. Aanvankelijk had niemand van de vrijwilligers tijd. Daarop ergerden ze zich zo aan zichzelf en elkaar, dat uiteindelijk maar liefst vijf leden hun bezigheden lieten voor wat ze waren en kwamen zoeken. En vonden! Een andere keer was het bruidspaar op een vlonder de ceremonie aan het oefenen. De bruidegom liet beide ringen in het water vallen. Martin dook ze nog diezelfde avond op.

Zeearend

Soms lukt een zoekactie ook niet. Wat de hele club tot nu toe het meest bijblijft was een set trouwringen, die al vier generaties werd doorgegeven in de familie van de bruid. Een valkenier zou het doosje door een zeearend laten invliegen en afgeven aan het bruidspaar op de binnenplaats van een kasteel. Maar de vogel raakte uit balans, landde op een schoorsteen, vloog nog een paar rondjes en verloor ergens onderweg de ringen. De detecteerders zijn een half jaar bezig geweest met het uitkammen van het kasteelterrein, terwijl vijf duikers de slotgracht doorzochten. Ondanks die verbeten inzet zijn de ringen nooit gevonden.

Karmapunten

GevondenVerloren.nl droeg heel lang de meeste kosten zelf. Omdat ze te hoog werden is nu een stichting in oprichting. Dat maakt donaties en sponsoring mogelijk, zodat de groep kan blijven doen wat ze doet. Commercieel zal het nooit worden. Richard: ‘Dan wordt het werk en dat willen we niet. Opgetogen mensen zeggen wel eens tegen ons dat we extra karmapunten hebben verdiend, of zelfs een plaatsje in de hemel. Heel leuk natuurlijk. Maar wij vinden helpen de gewoonste zaak van de wereld.’

https://www.gevonden-verloren.nl/

@MaartjeStrijbos

https://www.ad.nl/bizar/britse-vrouw-na-54-jaar-herenigd-met-verloren-verlovingsring-ik-was-sprakeloos~ad9ea08e/

Dit verhaal verscheen eerder in vakblad Edelmetaal, editie december 2019

Ondenkbaar: een leven zonder antieke juwelen

Wanneer Martijn Akkerman als expert aanzit bij het Tv-programma Tussen Kunst en Kitsch, geeft hij meestal wel een waardeschatting van een ingebracht juweel. Maar eigenlijk interesseert zo’n bedrag hem weinig. Waar hij al sinds zijn jonge jaren warm voor loopt, zijn de verhalen die erbij horen.

“Bij juwelen is de emotie zó groot! Ze hebben ruzies veroorzaakt, huwelijken bezegeld, tot oorlogen en vredes geleid. Willem van Oranje bijvoorbeeld beleende zijn juwelen om de Tachtigjarige Oorlog te financieren. Op schilderijen en meubels zit veel minder emotie, en kleding vergaat. Juwelen daarentegen blijven.

Zelfstudie en praktijk

In mijn familie was veel interesse voor kunst. Mijn vader was musicus en kunstverzamelaar. Een tante verzamelde Noord-Hollandse streekjuwelen, en dankzij een grootmoeder was er een erfenis van prachtige juwelen. Al als tienjarig jongetje was ik er door gefascineerd. Logisch dat ik graag een studie kunstgeschiedenis met als specialisatie antieke juwelen wilde doen. In die tijd kon je daar jammer genoeg niet op afstuderen. Daarom ging ik naar de Vakschool voor de edelmetaalbranche in Schoonhoven. De werkbank paste niet bij me, de juweliersopleiding al beter. Maar de meeste kennis heb ik opgedaan door zelfstudie en in de praktijk bij antiquairs, op veilingen en in mijn eigen winkel.

Verzamelaars creëren

Met een partner heb ik 31 jaar een speciaalzaak gehad in de P.C. Hooftstraat in Amsterdam. Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig waren het goede tijden voor kunst en antiek. We gingen geregeld op inkoop in het buitenland en hadden dus vaak verrassingen voor onze klanten. Ik durf gerust te stellen dat wij juwelenverzamelaars hebben gecreëerd.

Kennis doorgeven

Al in 1974, tijdens mijn stage bij juwelier Fabery de Jonge in Apeldoorn, hield ik voor een aantal klanten mijn eerste lezing over diamanten. Heerlijk vond ik dat, want ik geef graag kennis door. Dat doe ik tot de dag van vandaag op allerlei manieren. Met lezingen voor iedereen die geïnteresseerd is, van kunsthistorische clubs tot personeel van juweliersbedrijven. Ik maak ze wisselend en actueel. Zo zit er voor een lezing eind september bijvoorbeeld altijd wel een verhaal over Prinsjesdag in. Ik schrijf artikelen in bladen als Collect en Vorsten, en in het TV-programma Blauw bloed vertel ik over de juwelen van allerlei vorstenhuizen. Wat ze betekenen, wanneer ze gedragen worden, wat ze bijzonder maakt.

Lalique en Bolin

De optredens in Tussen Kunst en Kitsch zijn wat spectaculairder. Per opnamedag komen er wel duizend mensen. Ongeveer een kwart daarvan heeft een sieraad of juweel bij zich. Dat is aanpoten hoor. Als we iets vinden dat de moeite waard is komt een cameraploeg in actie. Mijn meest opzienbarende ontdekkingen waren een broche van René Lalique en een van de Russische edelsmid Bolin. De Lalique was door de grootvader van de inbrengster rechtstreeks gekocht bij de meester zélf, toen hij exposeerde in Sint Petersburg. Ik heb eraan meegewerkt dat ze hem kon verkopen. Tegenwoordig bevindt de broche zich in het museum Petit Palais in Parijs. De Bolin herkende ik onder andere aan het etui, dat gecontoureerd was naar de vorm van de broche. Verder speelde ervaring natuurlijk mee. Het Fingerspitzengefühl.

Geen taxateur

Wat ik ook veel doe is de beurswaardigheid van juwelen beoordelen. In het verleden voor onder andere de TEFAF en de Kunstmesse Köln, momenteel alleen nog voor de Brussels Art Fair en de Antiekbeurs in Breda. Dan gaat het behalve over de kwaliteit over dingen als de vraag of het een stijlkopie is, of dat een sieraad van functie veranderd is. Zoals wanneer je van een armband oorknoppen maakt. Het gaat niet over de prijs, want ik ben uitdrukkelijk geen taxateur voor verzekeringen of inboedelverdelingen. Dat zou ik ook helemaal niet leuk vinden om te doen.

Verlovingsring uit 1625

Voor lezingen ging ik overigens zelfs een aantal keren naar Australië en Nieuw-Zeeland. Daar heb ik van genoten, maar ik hoef niet perse naar het buitenland. Dichterbij is voor mij nog genoeg te grazen. Bij de restauratie van een huis in mijn geboortestad Alkmaar werd in de beerput een gouden ring met diamant gevonden. Die heb ik weten te determineren als de verlovingsring van Maria Tesselschade Roemer Visscher, een indertijd bekende dichteres en glasgraveuse. De ring was uit 1625!

Hermitage

Mijn meest recente activiteit is het inspreken van de audiotour bij de jubileumtentoonstelling Juwelen! in de Hermitage. Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan komt een deel van de enorme juwelencollectie uit Sint Petersburg naar Amsterdam. Voor de bijbehorende catalogus schreef ik vier hoofdstukken. Op de een of andere manier ben ik altijd met mijn vak bezig. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Het idee met pensioen te gaan, nooit meer iets doen met antieke juwelen? Ondenkbaar!”

www.martijnakkerman.nl

https://www.avrotros.nl/tussen-kunst-en-kitsch/home/

https://hermitage.nl/nl/tentoonstellingen/jubileumtentoonstelling-juwelen/

https://hermitage.nl/nl/tentoonstellingen/open-online-juwelen/

https://www.coda-apeldoorn.nl/nl/agenda/sprekende-juwelen

Frits Sissing (links) en Martijn Akkerman bij Tussen Kunst en Kitsch

Dit verhaal verscheen in het septembernummer 2019 van vakblad Edelmetaal

Antoon Gaemers en de waarde van al wat tikt

‘Heel veel’ vervalsingen krijgt hij onder ogen. Meestal heeft hij het snel door, maar soms is een kopie zo goed dat zelfs hij twee keer moet kijken. Uurwerktaxateur Antoon Gaemers over techniek, kwaliteit en, vooral, emotie.

“Nederlandse juweliers die een Rolex aangeboden krijgen, bellen me geregeld voor een verificatie. Als er een ETA-uurwerk in zit ben ik kort: dan is het geen Rolex. Al kan het best een goed horloge zijn. Een zelfde reactie krijgt Justitie wanneer die in het kader van de Pluk ze!-maatregel een gouden Rolexkast laat taxeren. Als het origineel tachtig gram moet wegen en het is maar veertig gram, weet ik het al. Vervalsingen zijn aan nog veel meer te herkennen. Aan de wijzerplaat, het type schroefjes, het materiaal, de vertanding van het raderwerk. Maar sommige met nieuwe lasertechnieken gemaakte imitaties zijn steeds lastiger te onderscheiden van het hoogwaardige product. Zo nu en dan moet ik echt twee keer kijken.

Stijl versus techniek
Ik roep altijd: ‘Een goede taxateur moet eerst uurwerkmaker zijn.’ Je moet met klokken beginnen en bij horloges eindigen, zodat je al die verschillende mechanieken in handen hebt gehad. Opengemaakt, gezien, gerestaureerd. Daarom probeer ik eersteklas uurwerkmakers te stimuleren ook taxateur te worden. Het is zo’n interessant en breed terrein. Je moet natuurlijk om te beginnen technische kennis hebben. Liefst vanaf de zonnewijzer, en minimaal vanaf het eerste slingeruurwerk van Christiaan Huijgens in de zeventiende eeuw. Er hoort flink wat stijlkennis bij. Is een klok of horloge uit de empiretijd? Louis XVI? Art Déco? Bij de waardebepaling kan de stijl soms belangrijker zijn dan de kwaliteit van het uurwerk. Je moet ook de geschiedenis van klokkenmakers en fabrikanten kennen. Daar zijn gelukkig veel boeken over. Onder andere Patek Philippe, Jaeger Le Coultre en Rolex hebben hun eigen producten goed gedocumenteerd.

1952
Ik ben registertaxateur, gecertificeerd door de Vereniging van Taxateurs, Makelaars en Veilinghouders. Elk jaar moet ik laten zien dat ik bijblijf. Daar krijg ik punten voor, en de certificering wordt iedere vijf jaar herzien. In Nederland is nog een andere opleiding: Taxeren van Juweliersartikelen van na 1952. Die grensdatum wordt gehanteerd, omdat vanaf die tijd de betere horlogemerken goed zijn gaan documenteren. Hooguit tien collega’s combineren dat diploma met een eigen winkel. Door hun praktijkervaring hebben ze overigens dikwijls ook veel kennis van horloges van vóór 1952. Ze overleggen vaak met elkaar. Dat vind ik verstandig, want samen weet je meer. Ik ben de vierde generatie van een uurwerkmakersfamilie en opgegroeid in de werkplaats, maar ook ik weet nog steeds niet alles.

ETA in plaats van Patek
Een taxatie begint met het bepalen van de constructie van het uurwerk. Is het een cylinder, een spillegang, een Zwitserse ankergang? Daarna bekijk ik de kast. Als hij van edelmetaal is moeten de keurtekens kloppen. De wijzerplaat is ook van grote invloed op de waarde. Hij kan op veel manieren gemaakt en versierd zijn. Geëmailleerd, geguillocheerd, gedrukt. De wijzerplaten van oudere Patek Philippes zijn geblauwd met olie en warmte. Door het verstrijken van de tijd worden ze bruin. Zo’n model brengt meer op dan een later exemplaar dat gekleurd is met lak op waterbasis. De wijzerplaten horen met pennetjes bevestigd te zijn aan het uurwerk. Je ziet vaak dat die pennetjes zijn afgeknipt, en dat het originele uurwerk vervangen is door een standaard exemplaar. Dan kan je zomaar een Patek Philippe hebben met een ETA kwartsuurwerkje erin. En opeens is zo’n horloge nog maar € 1000,- waard, in plaats van € 10.000,-.

Firmanaam
Zeldzaamheid is van grote invloed op de waarde. Topmerken geven hun horloges kaliber- en serienummers. Bij prijzen boven de € 15.000,- worden die nummers bepalend, omdat er van de ene serie honderd zijn gemaakt, van de andere misschien wel duizend. Zelfs de band weegt mee in de waardebepaling. Voor 1952 werden horloges vaak verkocht aan goudfirma’s, die er zelf een gouden band aan monteerden. Het was ook niet ongewoon dat de juwelier er zijn eigen naam op zette. Wat zeker niet wil zeggen dat dat slecht is. Het maakt horloges zoals Rolex by Gublin of Patek by Tiffany uniek en soms wel € 20.000,- meer waard. Fabrieken vonden het ook geen enkel punt. Voor goede klanten deden ze dat graag. Hun naam was minder belangrijk – voor het publiek was de juwelier de belangrijke man. Tegenwoordig is het net andersom.

Geliefd
De meest geliefde horloges op dit moment zijn Pateks, oude Heuers, originele Breguets en de Jaeger Le Coultre Reverso. En Rolex natuurlijk, dat nooit gestopt is met het maken van het model Oyster Perpetual, een mechanisch horloge. Een gecompliceerd uurwerk mag wat kosten, maar slecht onderhoud doet enorm afbreuk aan de waarde. Een gouden JLC Monovox uit de jaren zestig die toen fl. 300,- kostte, brengt nu op zijn sloffen € 5000,- op. Maar alleen mits goed onderhouden.

Goud en staal
Veel van mijn klanten zijn particulieren. Ze willen taxatie van een erfstuk, of hertaxatie voor een verzekering. Ze hebben soms een weinig realistisch beeld van de waarde. Een Breguet die niet door hem zelf is gesigneerd brengt bijvoorbeeld niet zo veel op. Het gebeurt ook dat ik mensen totaal kan verrassen. Zoals een familie met vier Patek Philippe Calatrava’s, een standaard zakhorloge. Drie waren van goud, een was van staal. Het gouden exemplaar taxeerde ik op een bedrag tussen de €3000,- en €4000,-. Ze verwachtten dat het stalen model dus minder waard zou zijn. Maar daar waren er maar 44 van gemaakt! Het was met een geschatte waarde tussen de € 20.000,- en € 30.000,- veel waardevoller dan de gouden horloges.

Je zou kunnen anticiperen op zo´n verwachting en een goede slag slaan, maar ik vind ethiek in dit vak belangrijk. Klanten moeten je kunnen vertrouwen. De gesprekken met hen vind ik altijd heel leuk. Ik vertel zoveel mogelijk, want een horloge is voor de klant vaak emotie. Dat is ook voor mij uiteindelijk het belangrijkste. Iets wat mooi is, hoeft niet altijd economische waarde te hebben.”

https://gaemers.nl/

https://www.patek.com/en/home

https://www.chrono24.nl/breguet/index.htm

https://www.jaeger-lecoultre.com/eu/en/home-page.html

https://www.rolex.com/

  

 

Dit artikel verscheen in magazine Horloges/0024, editie 68

Op 22 april 2020 overleed Antoon Gaemers aan de coronagriep.