Diamant – het goede doen is vaak niet eenduidig

Foto door Monstera op Pexels.com

Twintig jaar geleden werd de World Diamond Council opgericht om de verspreiding van conflictdiamant tegen te gaan. Heeft dat gewerkt?

“Dat heeft gewerkt”, zegt diamantair Edward Asscher, sinds juni 2020 voor de tweede keer president van de WDC. “Dankzij alle beleid en maatregelen is een aantal burgeroorlogen zoals in Angola en Sierra Leone ten einde gebracht. De oorlogvoerende partijen konden de ruwe diamant waarmee wapens werden betaald nergens meer kwijt. Het percentage conflictdiamant in de wereldwijde productie is gedaald van 4 naar 0,04 procent. Nu bouwen we aan verbetering van alle andere aspecten eromheen, zoals sociale rechten en milieu. En we blijven op jacht naar die 0,04 procent.”

Misstanden tegengaan

Rond de eeuwwisseling maakten steeds meer NGO’s in ontwikkelingslanden melding van het gebruik van ruwe diamant voor de financiering van oorlogsvoering. Consumenten kregen er pas in 2006 weet van door Leonardo di Caprio’s film Blood diamonds. Iedereen in de diamant- en juwelenindustrie had er belang bij dat aan de illegale handel in ruwe diamant zo snel mogelijk een eind zou komen. Zowel uit ethisch als uit zakelijk oogpunt. Edward Asscher: “Als mens wil je misstanden tegengaan. Zakelijk wil je dat de consument erop vertrouwt dat iedereen in de keten het goed heeft.”

Kimberley Process

Als antwoord op die maatschappelijke ontwikkeling kwam in 2000 de WDC tot stand. De organisatie vertegenwoordigt bedrijven en organisaties van over de hele wereld, uit alle sectoren van de diamantketen. Van ruwe-diamantproducenten tot slijperijen, van edelsmeden tot juweliers. Het kostte de medewerkers drie jaar om een beleid te ontwikkelen dat de keten van ruwe diamant traceerbaar maakte – een system of warranties. Het resultaat werd in 2003 gepresenteerd aan vertegenwoordigers van tientallen regeringen en burgerorganisaties in het Zuid-Afrikaanse stadje Kimberley. Sindsdien heet de controle van de keten het Kimberley Process. Het valt onder de Verenigde Naties.

Gevangenisstraf

Het Kimberley Process heeft wetswijzigingen over de hele wereld tot gevolg gehad. Nergens mag nog ruwe diamant verkocht worden zonder een door de officiële regering van een land uitgegeven Kimberleycertificaat. De koper die toch zo’n partij aanschaft, is net zo strafbaar als de aanbieder. Het Kimberley Process maakte het bijvoorbeeld voor Liberia onmogelijk om nog langer uit buurland Sierra Leone gesmokkelde diamant te exporteren. De regering van dictator Charles Taylor had daardoor geen geld meer voor olie en wapens. Taylor zit nu in de Scheveningse gevangenis een straf van vijftig jaar uit wegens oorlogsmisdaden.

Urgentie

Na zo’n vijftien jaar was een nieuwe wind bij de WDC aangezegd. Er was behoefte aan democratisering en meer verbinding met de diamantairs. Van 2014 tot 2016 leidde Edward Asscher die reorganisatie. Vorig jaar werd hij op verzoek voor de tweede keer president. “Als je met pensioen gaat kun je dat doen, en ik weet er natuurlijk veel van. De urgentie van het Kimberley Process was en is onverminderd groot. Consumenten hechten steeds meer waarde aan maatschappelijk verantwoord gedolven en geslepen diamant en edelstenen.

Het respecteren van mensenrechten is nu ons belangrijkste thema. Bij de grote industriële mijnbouwers twijfelen we niet aan het respecteren van mensenrechten. Onze zorg geldt de artisanale delvers. Arme mensen die rondtrekken op zoek naar ruwe diamanten. Als ze dat doen op het gebied van een officiële mijn met een eigen securitydienst gaat dat wel goed. Maar wanneer de mijn hulp vraagt aan de regering, vinden er soms schermutselingen plaats die kunnen leiden tot schendingen van mensenrechten.”

Alluviale keten

“De WDC helpt gemeenschappen opbouwen, op dit moment ook door bemiddeling bij de toediening van COVID-vaccinaties. In samenwerking met het Gemfair-programma leren artisanale delvers wat de marktwaarde van diamant is, zodat ze zich niet meer laten afschepen met een kwart van de prijs. In Sierra Leone krijgen delvers ter plekke een prijs die klopt met de wereldmarkt. Vervolgens gaat de diamant in een verzegelde verpakking. Dan heb je ook de keten van de alluviale diamant in beeld.”

Geen antwoord

Het goede doen is vaak niet eenduidig. Edward: “Aan synthetische diamant kleven minder mensenrechtenissues en het is goedkoper. Het is echter niet milieuvriendelijker dan natuurlijke diamant, en voor die laatste heeft de consument toch een voorkeur. Wereldwijd verdienen vijf miljoen mensen de kost met natuurlijke diamant. Een land als Botswana haalt er zelfs 35% van zijn nationaal inkomen uit. Dus uitsluitend synthetische diamant gebruiken is niet de oplossing. Als je dat doet stort je miljoenen mensen over de hele wereld in de armoede. Ik sprak laatst een Indiër over de mensenrechten van tienduizend mijnwerkers in Zimbabwe. Hij zei: ‘Als je hier nu een eind maakt aan de alluviale winning, hebben driehonderdduizend slijpers in India straks geen werk meer. Wiens mensenrechten wegen dan het zwaarst?’ Ik had er geen antwoord op. ”

www.worlddiamondcouncil.org

https://www.kimberleyprocess.com/

https://gemfair.com/

https://www.knowbotswana.com/botswana-diamonds.html

Dit verhaal verscheen eerder in het meinummer 2021 van vakblad Edelmetaal

Hoe Fair mined goud vrouwen onafhankelijker maakt

Wereldwijd zijn ruim 25 miljoen mensen afhankelijk van kleinschalige goudwinning. Tachtig procent werkt in de informele sector, waar ze kwetsbaar zijn voor uitbuiting en afhankelijkheid. Mannen lijden eronder, maar vrouwen nog meer. Ontwikkelingsorganisatie Solidaridad zet zich in om hen tot formeel geregistreerde mijnwerkers te maken. Het is het begin van verantwoorde goudproductie.

“Het formaliseren van een mijn is de allereerste stap als we met mijnen gaan samenwerken”, zegt Carla Neefs, Senior Corporate Engagement manager bij Solidaridad . “Zonder die stap kunnen we geen traceerbaar, verantwoord goud op de markt brengen. Pas daarna gaan we investeren in verbeteringen.”

Slechter betaald

En in goudwinning valt het nodige te verbeteren. Solidaridad was tot nu toe actief in goudmijnen in Colombia, Peru, Bolivia, Ghana, Uganda, Kenia en Tanzania. De belangrijkste thema’s zijn legalisering en formalisering van kleinschalige mijnbouw, milieuvervuiling, werkomstandigheden, kinderarbeid en ontbossing. Even zwaar weegt het sociale aspect. Mijnwerkers zonder formele status hebben geen juridische rechten en moeten de vrijwel altijd te lage prijs van goudinkopers accepteren. Vrouwen hebben het nog moeilijker dan mannen. Ze krijgen minder betaald voor hetzelfde werk/ Of ze mogen zelfs alleen het slechter betaalde werk doen.

Grote werkgever

Na landbouw is mijnbouw de grootste werkgever ter wereld en voor ontwikkelingslanden een belangrijke bron van inkomsten. In Ghana bijvoorbeeld maakt goud zo’n 35% van de exportwaarde uit. Vermoedelijk blijft het nodige onder de radar en is het dus nog méér. Arbeidsposities binnen de sector variëren van mijnwerkers in loondienst tot dagloners zonder een enkele vorm van contract.

Zeven en pannen

Slechts twintig procent van de jaarlijkse kleinschalige goudproductie wordt gedolven door officiële bedrijven. De resterende tachtig procent vindt plaats in de informele sector, die werkt met zeven en pannen, in rivieren en aan het aardoppervlak. Die informele sector wordt vaak weggezet als crimineel. “Witwassen, financiering van gewapende conflicten: natuurlijk bestaat dat”, zegt Boukje Theeuwes, bij Solidaridad Head of Policy Influencing. “Maar niet alle informele mijnbouw is crimineel. Een groot deel bestaat uit arme mensen die al generaties lang werken zonder licenties of landrechten, zonder kennis van of toegang tot formele markten. Dàt is ons aandachtsgebied.”

Golden Line

Nationale overheden lopen veel belastinginkomsten uit de informele sector mis. Formalisering is dus ook in hún belang. Licenties gaan echter bijna automatisch naar mannen, omdat het vrouwen meestal aan een netwerk ontbreekt en ze niet eens weten dat een stuk land beschikbaar komt voor kleinschalige mijnbouw. In Ghana en Tanzania trainde Solidaridad vijf jaar lang vrouwen in sociale weerbaarheid en economische zelfstandigheid. Dat gebeurde binnen het Golden Line programma, in samenwerking met ontwikkelingsorganisaties Simavi en Healthy Entrepreneurs. In Tanzania introduceerde het Golden Line programma een vrouwengroep bij de lokale overheden. Via die weg kregen ze een lening voor de aanschaf van een goudverwerkingsmachine.

Duivel

Tegelijkertijd was verandering nodig van bestaande sociale en culturele rollen, die vrouwen vaak beperken in hun vrijheid en hun economische zelfstandigheid bemoeilijken. Vrouwen hebben ook te maken met de gevolgen van rollenpatronen en bijgeloof. De overtuiging dat een menstruerende vrouw de duivel afroept over een mijn, bijvoorbeeld.

Gemeenschap gaat vooruit

Carla: “In discussiegroepen praatten we daarover met vrouwen én mannen. Denkbeelden veranderen niet van de ene dag op de andere, maar het viel me op dat jonge mannen vaak vinden dat het tijd is voor progressievere opvattingen. Lokale dorpshoofden zijn ook meer geneigd die rolpatronen te doorbreken, omdat ze de economische resultaten zien van vrouwen met een eigen inkomen. Die investeren in beter voedsel en scholing voor hun kinderen en helpen zo de gemeenschap vooruit. Dorpshoofden vragen zelfs om ook in hún gemeenschap vrouwen te komen trainen. Er is echt wat gaande als het om bewustwording gaat.”

Kist met geld

Voortbouwend op het Golden Line-programma kreeg Solidaridad financiering van luxury goods bedrijf Kering. Dat geld was bedoeld om vrouwen in de gemeenschappen rondom de mijnen verder economisch zelfstandig te maken. Onderdeel van het project was een extra donatie aan de spaargroepen. Deelneemsters legden daarin wekelijks een klein bedrag in, letterlijk in een grote kist met twee sloten. Zodra er voldoende geld was, besloot de groep wie het mocht hebben voor een zakelijke of privé-investering. Uiteindelijk kon de groep zelfs een bankrekening openen – in veel ontwikkelingslanden zeker geen vanzelfsprekendheid.

Verrast door het succes

In totaal vijf groepen vrouwen kregen elk een fonds van 3000 Euro. Inmiddels zijn ze onder andere bezig met een mijnconcessie, een eigen goudverwerkingsbedrijf en een cateringbedrijf. Na een paar maanden waren van de 15.000 Euro alweer 6000 Euro terugbetaald. Carla: “We waren zelf verrast hoe ongelooflijk succesvol die extra donatie is. Dat we zóveel hebben kunnen bereiken met die relatief kleine investering.”

Zelf bijdragen aan meer verantwoord goud in de keten?

Vraag aan je juwelier of edelsmid waar hun goud vandaan komt en wat ze weten over de keten. In Nederland ligt veel nadruk op recycling. Fair mined goud is in Nederland nog niet zo bekend.

https://www.solidaridad.nl/

http://www.thegoldenline.org

Dit verhaal verscheen eerder in vakblad Edelmetaal, editie April 2021

Duizend teruggevonden trouwringen

De schrik is groot als iemand een trouwring verliest. Nog groter is de dankbaarheid wanneer vrijwilligers van GevondenVerloren.nl de gouden band terug weten te vinden. Afgelopen zomer haalden de metaaldetecteerders de duizendste trouwring in hun vijfjarig bestaan boven water.

Een trouwring verliezen kan op allerlei manieren en om allerlei redenen. Mensen vallen bijvoorbeeld af, bewust of doordat ze ziek zijn geweest. Ze smeren zich in met anti-zonnebrandcrème, waarna bij het zwemmen de ring van hun vinger glibbert. Ze verliezen hem bij het eendjes voeren, bij het overgooien van een bal in het water of bij het uitkloppen van een mat op hun balkon. Soms wordt hij bij een ruzie bewust weggegooid.

Vreugde

Wie dan bij GevondenVerloren.nl om hulp vraagt via de website of WhatsApp, krijgt meestal heel snel antwoord. Na een standaard uitvraagprocedure – waar verloren, op land of in water, in het laatste geval: hoe diep? – gaat een duo detecteerders zo snel mogelijk op zoek. GevondenVerloren.nl bestaat uit heel diverse mensen, die als hobby aan metaaldetectie doen. Sommigen zijn ook ervaren duikers. ‘We doen dit speurwerk omdat we het mensen gunnen hun emotioneel waardevolle spullen terug te krijgen. Als dat lukt en je ziet hun vreugde… dat moment is met geen geld te betalen,’ vertelt Richard Ober, die samen met Martin van Hees GevondenVerloren.nl beheert en coördineert. ‘Voor ons betekent het bovendien avontuur. We maken zoveel mee!’

Emotie aan sieraden

Martin van Hees, oprichter van GevondenVerloren.nl, doet vrijwel zijn hele leven al aan metaaldetectie, en ging later ook duiken. Hij realiseerde zich hoeveel emotie er aan sieraden zit toen hij zelf een gouden voetballetje verloor, dat vervolgens door zijn eigen zoon werd teruggevonden. Op Hyves, een voorloper van Facebook, begon hij mensen bij elkaar te brengen die sieraden gevonden of verloren hadden. Het aantal hulpvragen steeg zo snel, dat hij vrienden uit de detectiewereld vroeg ook mee te werken.

324 Keer succesvol

Inmiddels telt de groep 36 leden, grotendeels in Nederland, maar ook een aantal in België en Duitsland. Ze zoeken naar alle mogelijke sieraden en andere dierbare metalen voorwerpen, maar het meest zoeken ze naar trouwringen. De speurders gebruiken detectieapparaten, die reageren op het specifieke eigen geluid van metalen, en af en toe magneten. GevondenVerloren.nl is heel succesvol. In 2018 werd 383 keer hun hulp ingeroepen. Daarvan vonden ze 324 keer het verloren voorwerp terug.

Ringen in het water

Richard herinnert zich een bruiloft waar een tante in rolstoel de ringen wilde bekijken. Ze trok het doosje iets te onhandig open, en één ring sprong weg. Aanvankelijk had niemand van de vrijwilligers tijd. Daarop ergerden ze zich zo aan zichzelf en elkaar, dat uiteindelijk maar liefst vijf leden hun bezigheden lieten voor wat ze waren en kwamen zoeken. En vonden! Een andere keer was het bruidspaar op een vlonder de ceremonie aan het oefenen. De bruidegom liet beide ringen in het water vallen. Martin dook ze nog diezelfde avond op.

Zeearend

Soms lukt een zoekactie ook niet. Wat de hele club tot nu toe het meest bijblijft was een set trouwringen, die al vier generaties werd doorgegeven in de familie van de bruid. Een valkenier zou het doosje door een zeearend laten invliegen en afgeven aan het bruidspaar op de binnenplaats van een kasteel. Maar de vogel raakte uit balans, landde op een schoorsteen, vloog nog een paar rondjes en verloor ergens onderweg de ringen. De detecteerders zijn een half jaar bezig geweest met het uitkammen van het kasteelterrein, terwijl vijf duikers de slotgracht doorzochten. Ondanks die verbeten inzet zijn de ringen nooit gevonden.

Karmapunten

GevondenVerloren.nl droeg heel lang de meeste kosten zelf. Omdat ze te hoog werden is nu een stichting in oprichting. Dat maakt donaties en sponsoring mogelijk, zodat de groep kan blijven doen wat ze doet. Commercieel zal het nooit worden. Richard: ‘Dan wordt het werk en dat willen we niet. Opgetogen mensen zeggen wel eens tegen ons dat we extra karmapunten hebben verdiend, of zelfs een plaatsje in de hemel. Heel leuk natuurlijk. Maar wij vinden helpen de gewoonste zaak van de wereld.’

https://www.gevonden-verloren.nl/

@MaartjeStrijbos

https://www.ad.nl/bizar/britse-vrouw-na-54-jaar-herenigd-met-verloren-verlovingsring-ik-was-sprakeloos~ad9ea08e/

Dit verhaal verscheen eerder in vakblad Edelmetaal, editie december 2019

Antoon Gaemers en de waarde van al wat tikt

‘Heel veel’ vervalsingen krijgt hij onder ogen. Meestal heeft hij het snel door, maar soms is een kopie zo goed dat zelfs hij twee keer moet kijken. Uurwerktaxateur Antoon Gaemers over techniek, kwaliteit en, vooral, emotie.

“Nederlandse juweliers die een Rolex aangeboden krijgen, bellen me geregeld voor een verificatie. Als er een ETA-uurwerk in zit ben ik kort: dan is het geen Rolex. Al kan het best een goed horloge zijn. Een zelfde reactie krijgt Justitie wanneer die in het kader van de Pluk ze!-maatregel een gouden Rolexkast laat taxeren. Als het origineel tachtig gram moet wegen en het is maar veertig gram, weet ik het al. Vervalsingen zijn aan nog veel meer te herkennen. Aan de wijzerplaat, het type schroefjes, het materiaal, de vertanding van het raderwerk. Maar sommige met nieuwe lasertechnieken gemaakte imitaties zijn steeds lastiger te onderscheiden van het hoogwaardige product. Zo nu en dan moet ik echt twee keer kijken.

Stijl versus techniek
Ik roep altijd: ‘Een goede taxateur moet eerst uurwerkmaker zijn.’ Je moet met klokken beginnen en bij horloges eindigen, zodat je al die verschillende mechanieken in handen hebt gehad. Opengemaakt, gezien, gerestaureerd. Daarom probeer ik eersteklas uurwerkmakers te stimuleren ook taxateur te worden. Het is zo’n interessant en breed terrein. Je moet natuurlijk om te beginnen technische kennis hebben. Liefst vanaf de zonnewijzer, en minimaal vanaf het eerste slingeruurwerk van Christiaan Huijgens in de zeventiende eeuw. Er hoort flink wat stijlkennis bij. Is een klok of horloge uit de empiretijd? Louis XVI? Art Déco? Bij de waardebepaling kan de stijl soms belangrijker zijn dan de kwaliteit van het uurwerk. Je moet ook de geschiedenis van klokkenmakers en fabrikanten kennen. Daar zijn gelukkig veel boeken over. Onder andere Patek Philippe, Jaeger Le Coultre en Rolex hebben hun eigen producten goed gedocumenteerd.

1952
Ik ben registertaxateur, gecertificeerd door de Vereniging van Taxateurs, Makelaars en Veilinghouders. Elk jaar moet ik laten zien dat ik bijblijf. Daar krijg ik punten voor, en de certificering wordt iedere vijf jaar herzien. In Nederland is nog een andere opleiding: Taxeren van Juweliersartikelen van na 1952. Die grensdatum wordt gehanteerd, omdat vanaf die tijd de betere horlogemerken goed zijn gaan documenteren. Hooguit tien collega’s combineren dat diploma met een eigen winkel. Door hun praktijkervaring hebben ze overigens dikwijls ook veel kennis van horloges van vóór 1952. Ze overleggen vaak met elkaar. Dat vind ik verstandig, want samen weet je meer. Ik ben de vierde generatie van een uurwerkmakersfamilie en opgegroeid in de werkplaats, maar ook ik weet nog steeds niet alles.

ETA in plaats van Patek
Een taxatie begint met het bepalen van de constructie van het uurwerk. Is het een cylinder, een spillegang, een Zwitserse ankergang? Daarna bekijk ik de kast. Als hij van edelmetaal is moeten de keurtekens kloppen. De wijzerplaat is ook van grote invloed op de waarde. Hij kan op veel manieren gemaakt en versierd zijn. Geëmailleerd, geguillocheerd, gedrukt. De wijzerplaten van oudere Patek Philippes zijn geblauwd met olie en warmte. Door het verstrijken van de tijd worden ze bruin. Zo’n model brengt meer op dan een later exemplaar dat gekleurd is met lak op waterbasis. De wijzerplaten horen met pennetjes bevestigd te zijn aan het uurwerk. Je ziet vaak dat die pennetjes zijn afgeknipt, en dat het originele uurwerk vervangen is door een standaard exemplaar. Dan kan je zomaar een Patek Philippe hebben met een ETA kwartsuurwerkje erin. En opeens is zo’n horloge nog maar € 1000,- waard, in plaats van € 10.000,-.

Firmanaam
Zeldzaamheid is van grote invloed op de waarde. Topmerken geven hun horloges kaliber- en serienummers. Bij prijzen boven de € 15.000,- worden die nummers bepalend, omdat er van de ene serie honderd zijn gemaakt, van de andere misschien wel duizend. Zelfs de band weegt mee in de waardebepaling. Voor 1952 werden horloges vaak verkocht aan goudfirma’s, die er zelf een gouden band aan monteerden. Het was ook niet ongewoon dat de juwelier er zijn eigen naam op zette. Wat zeker niet wil zeggen dat dat slecht is. Het maakt horloges zoals Rolex by Gublin of Patek by Tiffany uniek en soms wel € 20.000,- meer waard. Fabrieken vonden het ook geen enkel punt. Voor goede klanten deden ze dat graag. Hun naam was minder belangrijk – voor het publiek was de juwelier de belangrijke man. Tegenwoordig is het net andersom.

Geliefd
De meest geliefde horloges op dit moment zijn Pateks, oude Heuers, originele Breguets en de Jaeger Le Coultre Reverso. En Rolex natuurlijk, dat nooit gestopt is met het maken van het model Oyster Perpetual, een mechanisch horloge. Een gecompliceerd uurwerk mag wat kosten, maar slecht onderhoud doet enorm afbreuk aan de waarde. Een gouden JLC Monovox uit de jaren zestig die toen fl. 300,- kostte, brengt nu op zijn sloffen € 5000,- op. Maar alleen mits goed onderhouden.

Goud en staal
Veel van mijn klanten zijn particulieren. Ze willen taxatie van een erfstuk, of hertaxatie voor een verzekering. Ze hebben soms een weinig realistisch beeld van de waarde. Een Breguet die niet door hem zelf is gesigneerd brengt bijvoorbeeld niet zo veel op. Het gebeurt ook dat ik mensen totaal kan verrassen. Zoals een familie met vier Patek Philippe Calatrava’s, een standaard zakhorloge. Drie waren van goud, een was van staal. Het gouden exemplaar taxeerde ik op een bedrag tussen de €3000,- en €4000,-. Ze verwachtten dat het stalen model dus minder waard zou zijn. Maar daar waren er maar 44 van gemaakt! Het was met een geschatte waarde tussen de € 20.000,- en € 30.000,- veel waardevoller dan de gouden horloges.

Je zou kunnen anticiperen op zo´n verwachting en een goede slag slaan, maar ik vind ethiek in dit vak belangrijk. Klanten moeten je kunnen vertrouwen. De gesprekken met hen vind ik altijd heel leuk. Ik vertel zoveel mogelijk, want een horloge is voor de klant vaak emotie. Dat is ook voor mij uiteindelijk het belangrijkste. Iets wat mooi is, hoeft niet altijd economische waarde te hebben.”

https://gaemers.nl/

https://www.patek.com/en/home

https://www.chrono24.nl/breguet/index.htm

https://www.jaeger-lecoultre.com/eu/en/home-page.html

https://www.rolex.com/

  

 

Dit artikel verscheen in magazine Horloges/0024, editie 68

Op 22 april 2020 overleed Antoon Gaemers aan de coronagriep.

Van liefde sterker dan de dood

Eveliene wilde een sieraad dat vertelde van de liefde tussen haar en haar overleden man Peter. Gemaakt van hun trouwringen. Nu draagt ze elke  dag met vreugde haar vogeltjesring.

“Vóór hij op 9 april 2015 de operatiekamer inging, hebben Peter en ik samen onze trouwringen afgedaan. De arts had gezegd: ‘Neem maar afscheid’. Ik stopte ze in een zakje, samen met alle sieraden die ik op dat moment droeg. Het was zo’n intens verdrietig moment in niemandsland. Ik dacht dat mijn leven met hem voorbij was.

Peter redde het tóch. Maar onze ringen hebben we niet meer aangedaan. Nog vier maanden heb ik hem thuis verpleegd.

Op onze laatste trouwdag gaf ik hem een schilderijtje met daarop vier musjes. Symbolisch voor ons gezin, want een van de vier stond omgedraaid, alsof hij klaar was om weg te vliegen. Op 10 juli 2015 had Peter nog één heel helder moment. De tuindeuren stonden open en een zwaluw vloog naar binnen. Ik dacht: jasses, die kakt de kamer onder. Maar Peter zei: ‘die zwaluw komt me zo halen’.

Daarna hadden we geen bewust contact meer. Een dag later overleed hij.

Het duurde drie jaar voor ik onze trouwringen weer durfde dragen, na het intense afscheid van ons liefdevolle leven samen. Alleen dan niet gewoon aan elkaar geplakt, als een weduwe. Ik wilde een verhààl. Bij het googelen op ‘trouwringen veranderen’ kwam Aletta’s vogeltjesring boven. Omdat vogeltjes zo’n belangrijke rol spelen voor ons gezin, móest zij wel de juiste persoon zijn.

Het ontwerpen was een heel proces. Ik wilde het ook niet afraffelen. Ik was er klaar voor, maar nog niet helemaal. Terwijl Aletta schetsen en concepten maakte, kon ik er naar toe groeien.

Aletta heeft van onze trouwringen inderdaad een ring gemaakt als een verhaal. Niet glad, omdat het leven niet glad is. Luchtig, omdat het leven wel is doorgegaan, met Peter in een kamer van mijn hart. In twee kleuren goud en met gebruik van de diamanten uit onze trouwringen. Onze zoons vinden het prachtig. Peter’s moeder ook. En andere mensen kijken en zeggen: goh, wat bijzonder. Ik vind het fijn om dan ons verhaal erachter te vertellen, ‘van liefde sterker dan de dood’. Ik draag mijn vogeltjesring elke dag met vreugde.

Dit verhaal verscheen eerder als testimonial op de website van goudsmid Aletta Teunen

http://www.goudsmidutrecht.nl

Een groene Michelinster voor restaurant Héron in Utrecht- Eten van héél dichtbij

Fair, noemen Victor Stukker en Joyce Bielderman de filosofie achter hun restaurant Héron. Ze serveren veelvuldig wisselende gerechten en dranken, gemaakt van zo schoon mogelijke producten uit de directe omgeving. Net zo belangrijk vinden ze een eerlijk inkomen voor leveranciers en medewerkers.

Héron, in de smalle Schalkwijkstraat, ligt weliswaar in het stadscentrum, maar uit de loop van winkelend publiek en dagjesmensen. Bewust, want Victor en Joyce willen gasten die echt komen voor wat zij bieden. Die geïnteresseerd zijn in het concept en graag een hele avond tafelen.

Victor is een geboren horecaman. Van jongs af aan werkte hij in het Sallandse restaurant van zijn ouders. Toen de high school sweethearts naar Utrecht verhuisden, was hij twintig jaar lang bedrijfsleider in allerlei Utrechtse horeca. Tot hij behoefte kreeg aan een plek van zichzelf. Dat werd Héron. Partner Joyce, culinair journaliste, had geen ambities in die richting (‘Ik ben een eter, geen koker’), maar is desondanks met hem meegegroeid. “Heel organisch. Ik dacht mee over alles van inrichting tot menu, viel in toen een bedieningsmedewerker op vakantie was en bleek brood bakken heel leuk te vinden.”

Moois uit de tuin

“Met Héron wil ik andere aspecten van mezelf ontwikkelen”, legt Victor uit. “Nadat we een hond kregen kwam ik weer vaker in het bos. Dat gaf niet alleen een heerlijk vrij gevoel, ik ontdekte ook steeds meer eetbare kruiden en planten. Ons bezoek aan Noma, het Deense sterrenrestaurant dat heel veel gebruik maakt van eetbaars uit de directe omgeving, gaf de doorslag. Ik vond het geweldig wat er allemaal kon en paste het steeds vaker toe op mijn werkplek. Als vrijwilliger op biologische moestuin Maarschalkerweerd, een sociale tuinderij in Utrecht Oost, viel me nog iets op. De tuin bracht heel veel moois op. Hoe kon het dan dat geen enkel restaurant het kocht?”

Klaar

De keuze voor producten van heel dichtbij kwam dan ook van Victor. “Ik vind herkomst belangrijk. Noten, bessen, paddenstoelen en kruiden plukt hij in het wild. Weer andere kruiden en eetbare bloemen kweekt hij in zes grote bakken op de binnenplaats van de Leeuwenbergkerk, aan de overzijde van de Schalkwijkstraat. En elke week is hij op de tuinderij van zijn vaste leveranciers onder de rook van Utrecht. De koks Bobby, Jord en Taco werken met het aanbod van de leveranciers, ongeacht of dat binnen of buiten het officiële seizoen van bijvoorbeeld aardbeien, asperges of wild klaar is. Daarom kan de kaart van het ene jaar totaal verschillen van het volgende.

Zwammen

Arbeidsintensief, zeker. “Maar ook inspirerend”, zegt Joyce. “Het directe contact levert zóveel kennis op. Dat werkt door in de gerechten. Zo had een van onze boeren een partij verregende mais, waar zwammen op waren gaan groeien. Of wij iets konden met deze Mexicaanse truffel. We hebben ze verwerkt in een amuse. Gasten waren door die onbekende smaak volledig verrast.”

Lange termijn

De keuze voor lokale leveranciers betekent dat Héron bijvoorbeeld geen citroenen of chocolade gebruikt. Al doen ze wel concessies, omdat koffie, thee en specerijen nu eenmaal alleen in tropische gebieden groeien. In het interieur is gebruik gemaakt van hout uit een Zutphen’s slooppand, van door een sterrenkok geschonken borden en tweedehands bestek. Minimale verspilling is een voortdurend aandachtspunt. Joyce: “Toch noemen we onszelf eerder fair dan duurzaam. We willen een zaak voor de lange termijn, waar iedereen beter van wordt. Menselijke werktijden en een eerlijk inkomen voor leveranciers en medewerkers. Zonder onszelf te kort te doen natuurlijk!”

Dit artikel verscheen eerder op website http://www.FrisseMosterd.nl. Het is deel drie in de serie De Groene Garde, over de mensen die het voortouw nemen in het milieuvriendelijker/duurzamer/groener/socialer, kortom béter maken van de Utrechtse horeca.

www.heronrestaurant.nl

https://boerenenburen.nl/nl

https://www.moestuinutrecht.nl/

https://marktschwaermer.de/de/p/provide

https://boerenenburen.be/nl-BE

https://supportyourlocalsnl.nl/

http://www.localsutrecht.nl

https://www.gault-millau.nl/nl/restaurants/heron-utrecht

https://www.khn.nl/nieuws/duurzaamheid-heron-doet-er-nog-een-schep-bovenop-en-gaat-voor-fair

Van de Straat eten in Lombok

Biologische ingrediënten gebruiken is bij het Utrechtse restaurant Van de Straat zo vanzelfsprekend, dat ze er niet eens reclame mee maken. Ook niet nu het omgedoopt is naar The Vegan Gorilla. Mensen moeten gewoon komen om een leuke avond te hebben. Met lekker, verrassend eten en een vleugje vakantiegevoel.

In hun woonwijk Lombok ontbrak nog iets, vonden de drie mannen die nu samen eigenaar zijn van Van de Straat. Een ontmoetingsplaats waar de wijk gezelliger van zou worden. Laagdrempelig, met goed biologisch eten en drinken. Waar bewoners makkelijk binnenlopen of op het terras neerstrijken voor een drankje, een complete maaltijd of zelfs alleen een dessert. Het werd street food restaurant Van de Straat. Anderhalf jaar geleden opende het zijn deuren in een pand aan de Surinamestraat.

Avonturen

De keuken is het domein van Thijs Afink. Hij reist graag en veel en eet onderweg alles wat hij tegenkomt. Aan de Surinamestraat  maakt hij die gerechten wat toegankelijker voor de Nederlandse smaak. Hij zorgt er wél voor dat het spannend eten blijft, met smaken waar menige gast een vakantiegevoel van krijgt. Gastheer en barman Jasper Visser avonturiert met de dranken. Natuurlijk serveert hij Thijs Tea, de door Thijs ontwikkelde frisdrank van afgekeurd fruit. En verder goede koffie, interessante bieren van kleine brouwerijen en minder gangbare wijnen.

Minimale voetafdruk

Thijs, Jasper en stille vennoot Joost Scholten streven ernaar hun eigen ecologische voetafdruk minimaal te houden. Logisch dat ze elkaar vonden in een grotere bedrijfsvisie,  die ze ook in hun restaurant waar mogelijk doorvoeren. Dat alle gebruikte ingrediënten en dranken biologisch zijn  hoef je daarom volgens hen niet eens te noemen. LED-verlichting hebben ze natuurlijk, en een barkraan die af en toe aangaat, in plaats van non stop te lopen. Buiten liggen dekens, want ze zijn pertinent tegen terrasverwarmers. En voedsel wordt per definitie niet weggegooid.

Uiterlijk

Voedselverspilling raakt Thijs echt. Hartstochtelijk: “Ik kom uit een Twents dorp. Daar merk je veel meer van het boerenleven. Ik weet hoeveel moeite het kost om voedsel te produceren. Dat gooi je dus niet zomaar weg. Zeker niet om uiterlijke redenen, zoals het feit dat een appel net te klein of te groot is om op een standaard supermarktschaal te passen.” Niet voor niets is hij de bedenker van Thijs Tea. In zijn privékeuken experimenteerde hij een jaar lang om een echt lekkere frisdrank te maken van afgekeurd fruit. Inmiddels drinkt Nederland zo’n 200.000 flesjes per maand.

Bewustwording

Het is een verhaal dat Jasper graag vertelt als iemand om ‘een frisje’ vraagt. Net zoals hij graag vertelt over de eerste écht lekkere biologische wijn die hij pas ontdekt heeft in het Gelderse Groesbeek. Of over LiVar varkens, Lakenvelder runderen en Canadese wilde zalm, omdat Van de Straat geen geld wil verdienen aan dierenleed. Want ook bewustwording creëren vinden de drie mannen belangrijk.

Seizoen

Een strikte keuze voor lokale en seizoensgebonden ingrediënten is er niet. Thijs: “Ik heb daar nog geen duidelijke mening over. Haricots verts verbouwen in het koude Nederland kost bijvoorbeeld meer energie dan verbouwen in Kenya, en het dan per schip hier naar toe brengen. Ik zal niet gauw een tomaat in de winter gebruiken, maar je hebt nu ook puike tomaten uit kassen op zonne-energie. Het is niet zo zwart-wit allemaal. Hoofdzaak blijft dat ons eten lekker is. We willen mensen gewoon een leuke avond geven.”

De Groene Garde is een serie over de mensen die het voortouw nemen in het milieuvriendelijker/duurzamer/groener/socialer, kortom béter maken van de Utrechtse horeca.

www.thijstea.com

Home

 

Dit artikel verscheen eerder bij Frisse Mosterd, magazine en online platform over Utrechtse horeca

http://www.frissemosterd.nl

 

 

Oproer café: lekker inspireren met bier zonder vlees

Bier en veganistisch eten, het is geen voor de hand liggende combinatie. Maar bij brouwerij/biercafé/restaurant Oproer in Utrecht doen ze het toch. Ze willen een vriendelijke, open plek zijn, waar iedereen welkom is voor de heerlijkste bieren, bijzondere drankjes en geweldig plantaardig eten.

IT-ondernemer Mark Strooker was altijd goede bieren aan het uitproberen. Bij café België aan de Oudegracht en als tester bij Ratebeer.com. Zo proefde hij ook bittere bieren en zware stouts uit Amerika en Denemarken. In Nederland bestonden die nog niet. Dus begon hij ze zelf te brouwen. Gewoon, thuis. Zijn kennis haalde hij uit boeken en van internet.

Brouwen en IT hebben volgens Mark veel gemeen: “Bij allebei heb je een probleem dat je wilt oplossen. Bij allebei heb je te maken met veel variabelen, technieken, temperaturen en ingrediënten. Als je een biersmaak verzint, ga je bedenken hoe je die zou kunnen maken. Brouwen is heel creatief. Ik noem het een kunstvorm.”

In 2012 werd de hobby een bedrijf: brouwerij Rooie Dop. De eerste jaren runde Mark het met twee vrienden. Als eerste in Nederland bracht Rooie Dop een IPA (India Pale Ale) op de markt.  De zaken gingen goed en al snel exporteerden ze naar liefst 35 landen. Toen hij uiteindelijk alleen overbleef en een nieuwe plek zocht om te brouwen, ontmoette hij Bart-Jan Hoeijmakers van brouwerij RUIG uit Maarssen. Sinds 2015 werken ze samen onder de naam Oproer.

Bij hun gezamenlijke brouwerij wilden ze sowieso een beer pub. Het restaurant kwam erbij omdat  de enorme industriële ruimte die ze konden huren, in een voormalig NS-gebouw naast station Zuilen, een restaurantbestemming had. Dus zochten en vonden ze twee fantastische kokkinnen, Martina en Mari, die echter alleen veganistisch werken. Vegetariër Bart-Jan en flexitariër Mark vonden het leuk het dogma bij-bier-hoort-vlees te doorbreken. Dat het restaurant zo’n succes zou worden was onverwacht. Het zat meteen vol, met mensen van alle leeftijden en uit alle lagen van de bevolking. Al in 2016 werd het verkozen tot beste veganistische restaurant van Nederland.

Oproer staat voor verandering, het heft in eigen hand nemen, iets beters willen. Want verschil maken vinden ze belangrijk. Begaan zijn met het welzijn van mens, dier en plant, dat komt bij hen van binnenuit. Daar past plantaardig, biologisch en lokaal verbouwd voedsel bij. En dito bier natuurlijk. Bovendien willen ze een vriendelijke, open plek creëren waar de hele buurt zich thuisvoelt. Daarom is er een grote speelhoek voor kinderen en een royaal terras waar ook af en toe een vuurtje brandt. Je kunt er bier komen proeven dat nergens anders te krijgen is of alleen koffie drinken.

Ten slotte hopen de mannen mensen te inspireren tot bewuster omgaan met eten en drinken. Dicht bij huis werkt dat in ieder geval. Wat Mark’s zevenjarige zoon later wil worden weet hij nog niet. Wat hij vandaag wil zijn wél.

Veganist.

www.oproerbrouwerij.nl 

http://www.kafebelgie.nl

http://www.ratebeer.com

 

 

Dit artikel verscheen eerder op http://www.frissemosterd.nl, platform over Utrechtse horeca

 

Een fris nest met gerecyclede verf

Buiten is het fris. Koud zelfs, soms. De meteorologische winter duurt nog dik een maand, en ook daarna blijven de temperaturen vaak een hele tijd laag en de dagen kort.

Maar hoe beschaafd we ook zijn, hoe goed verwarmd onze ruimtes en hoe onbeperkt de toegang tot verlichting, we voelen aan ons water dat de lente eraan komt. En daarmee borrelt ook een oeroud instinct weer op.

Dan willen we het nest in orde maken. Schoon, fris, opgeruimd, klaar voor de nieuwe babies. Of die nu komen of niet. Een vers verfje op deze of gene muur of kozijn hoort er bij.

Veel van die verf ziet er leuk uit, maar is niet zo schoon en fris meer wanneer de resten in het milieu terecht komen. Datzelfde milieu waar we ons water uit halen, en waar ons voedsel wordt gekweekt. Daarom bedacht wateringenieur Gijs van Ginneken een manier om dat verfje wél minder schadelijk te maken. Hij produceert nieuwe, kwalitatief goede latex van resten die zijn afgegeven bij verschillende afvalinzamelaars.

Latex is zijn eerste stap. Olieverven met hun diverse samenstellingen zijn nog te ingewikkeld om te recyclen en verdwijnen in de vuilverbranding. De geproduceerde latex is volgens van Ginneken een kwaliteitsverf, en dus in prijs vergelijkbaar met nieuwe. Wel is de winst van zijn bedrijf Ecopaints lager dan gangbaar, want de kosten zijn op dit moment nog hoog door de kleine productie. Maar wellicht kan Ecopaints dit jaar al opschalen, als twee grote ketens de verf in hun assortiment gaan opnemen.

Luisteren naar je instinct en weer een beetje beest worden kan dus heel gemakkelijk. Gewoon je nest opfleuren met gerecyclede verf.

 

http://eco-paints.nl/over-eco-paints/

https://www.akzonobel.com/nl/news_center/news/nieuws_persberichten/2017/geef-verf-een-nieuw-leven.aspx

 

 

 

verf

Vormgeving en het nieuwe weggooien

Opeens zag ik ze staan: een hele toom eenden, even sterk als twee paarden. In zo’n metalen diertje maakte ik als achttienjarige mijn eerste buitenlandse reis, helemaal naar Zuid-Frankrijk.

Opgegroeid in een autoloos gezin, met een vader die vakanties oninteressant vond, was die reis met twee studiegenoten voor mij één groot feest. Voor het eerst van mijn leven zag ik echte bergen, kampeerde naast ijskoude rivieren en voelde hoe heet de mediterrane zon is. Als ik op de achterbank van de rode Deux Chevaux zat, scheen hij door het opgerolde stoffen dak vol in mijn gezicht. Diezelfde achterbank was bovendien heel gemakkelijk uit de wagen te halen. Dan stond naast de tent opeens een bankje, waarop we ons al sjekkies rokend en vin du patron drinkend verbaasden over de eigenaardige gewoontes van de Fransen.

In de decennia erna kwamen honderden, nee duizenden automodellen op de markt. Steeds comfortabeler, met steeds meer snufjes, en de laatste jaren ook steeds duurzamer door een almaar dalend brandstofverbruik, doordat ze elektrisch rijden of doordat ze vergaand demontabel zijn. Ook een soort feest.

Lelijke eenden zie je echter nauwelijks meer. Raar eigenlijk, want ze waren al extreem duurzaam voor het een groen begrip werd. Simpel te demonteren voor hergebruik van materialen en onderdelen. Met een begrijpelijke, mechanische motor, waarin je zelfs als leek gemakkelijk een bougie, accu of V-snaar kon verwisselen. En een heel bescheiden brandstofverbruik van pakweg 1 op 20.

Maar laatst zag ik ze toch weer. Een heel stel eenden stond zomaar in een weiland. Waarschijnlijk nog net zo oncomfortabel als toen vanwege de beroerde vering. Tachtig per uur rijden geeft in een lelijke eend al een sensatie van ongekende snelheid. Een ervaring biedend die de soepele, stille hedendaagse automobiel niet biedt.

Hun bijzondere uiterlijk had het blijkbaar de moeite waard gemaakt de wagens goed te onderhouden. Ze zaten mooi in de lak. Tot mijn ontroering had een ervan zelfs een heel bijdetijds zonnepaneel op het dak. De lelijke eenden worden gebruikt voor nostalgische bedrijfsuitjes en hebben dus zelfs nog economische waarde.

Daarom zeg ik: eigenzinnige vormgeving, dat betaalt zich altijd uit. Combineer het met goed onderhoud, et voilà: daar heb je het nieuwe weggooien.

Lelijke eend

http://duckcity.nl/

http://www.ducktrail.nl/lelijke-eend-huren-zuid-holland/

http://www.telegraaf.nl/autovisie/oldtimer/onder-de-hamer/24807589/__Onder_de_hamer__Peperdure__lelijke_eend___.html

Home

http://www.model-space.be/be/auto/2cv-home/index.php

http://www.garageruimzicht.nl/lelijke-eend-huren

http://www.2cvgarage.nl/