Seks gaat over contact maken

Marjo Ramakers en Gidia Jacobs waren tot afgelopen april hoofdopleider seksuologie bij de RINO Groep in Utrecht. Wat voor werk doe je dan?

Hun cursisten zijn artsen en psychologen, die seksuoloog willen worden als specialisme bovenop hun al bestaande beroep. Want, ondanks alle beschikbare informatie, weten ook zij vaak weinig van seksualiteit. Marjo: “De wat ranziger kant zie je wel in de media. De lievere, zachtere kant, en het ingewikkelde, de lading van wat het doet, zie je veel minder. Dat complexe heeft het gemeen met de dood. Seks gaat over contact maken. De dood over loslaten.”

Gespreksvaardigheden

Cursisten zijn enthousiast, gretig om te leren omgaan met dat ingewikkelde. De benadering daarvan is in de loop van de tijd wel veranderd. Waar de focus voorheen lag op dysfunctie, wordt nu veel meer gekeken naar seksuele gezondheid. Naar wat wél goed is. Dat vergt de nodige gespreksvaardigheden op het gebied van seksualiteit. Cursisten praten erover met elkaar en merken hoe fijn dat is. Gidia: “Het is vooral durven en doen. Je leert hoe weinig normerend je kunt zijn. Als een groep goed bindt, kunnen deelnemers ontzettend veel hebben aan elkaar.”

Goed koppel

“Wij zijn als respectievelijk arts en psycholoog een goed biopsychosociaal koppel”, zegt Marjo. “We hebben allebei hart voor ons vak, zijn niet te beroerd om een tandje bij te zetten.” Gidia: “En we vullen elkaar aan. Ik reageer wat primairder, Marjo wat beschouwender.”

Opleiding herstructureren

Ondanks die liefde voor hun vak hebben Gidia en Marjo nu het stokje doorgegeven. Gidia, grinnikend: “Het lijkt me naar om ‘over de datum te raken’ en dat niet door te hebben. Je moet op tijd weten op te houden.” Marjo: “Ik ben 65 en vind het een mooie leeftijd om te stoppen.” Bovendien zijn er plannen om de opleiding te herstructureren.” Het leek de twee goed om dat aan nieuwe, jonge mensen over te laten. Hoofdopleiders met diezelfde combinatie van attitude, vakkennis en vaardigheden.

Verbindende factor

De gezochte, naar hun zeggen fantastische opvolgers, vonden ze in Eva Buitenhuis en Ylanga van der Geld. Omdat het leuke vrouwen zijn, een beetje losjes, die niet moeilijk doen als het makkelijk kan. Met passie voor het vak, die al les gaven bij de RINO Groep, jong maar geen groentjes. “Zij kunnen de verbindende factor zijn in de groep.”

Dit is een aangepaste versie van een artikel voor de website van de RINO Groep Utrecht

https://www.rinogroep.nl/categorie/99/medische-psychologie-en-seksuologie–seksuologie.html?gclid=EAIaIQobChMIn8fR4brZgAMVFKfVCh1dhw_5EAAYASAAEgKdW_D_BwE#

https://www.nvvs.info/

Het is normaal om niet altijd gelukkig te zijn

Liesbeth Mok, Hoofdopleider POH-GGZ Rinogroep Utrecht

Een huisartsenpraktijk kan vandaag de dag bijna niet meer zonder de hulp van een Praktijkondersteuner Geestelijke Gezondheidszorg.  Een ongelooflijk veelzijdig beroep, zegt Liesbeth Mok, hoofdopleider POH-GGZ bij de RINO Groep in Utrecht: ‘Je hebt met álle leeftijden te maken, met zowat álle problematieken.” Mok is hoofdredacteur van een veelomvattend handboek voor deze professionals.

‘Als POH-GGZ werk je meer krachtgericht dan klachtgericht. Je bent er niet om mensen te repareren. Integendeel’, zegt Mok. “Je kijkt transdiagnostisch samen met de patiënt naar de vragen: Wat heb je nodig en wat wil je? En vervolgens: wat kan iemand wél en hoe gaan we dat doen? Met dit werk ontlast je de huisarts. Je werkt altijd samen, maar bent verder heel zelfstandig, soms zelfs solistisch. Daarom vraagt deze functie om een relevante vooropleiding en zelfstandige behandelervaring.’

Huisarts ontlasten

In den beginne was er de POH, die somatische taken overnam van de huisarts bij patiënten met chronische ziektes als COPD of diabetes mellitus. Chronisch ziek zijn heeft echter altijd een mentale component. Je kunt er bijvoorbeeld neerslachtig van worden. Om ook daarin de huisarts te ontlasten, kwam de POH-GGZ erbij. Vaak een sociaal psychiatrisch verpleegkundige of maatschappelijk werker, die uitstekend naar ziektebeelden keek.

Functie-en competentieprofiel

De functie kreeg steeds meer invulling in de praktijk. Heel uniform was die echter nog niet. De kentering kwam toen een aantal betrokken organisaties in de gezondheidszorg het eerste functie- en competentieprofiel formuleerde. Het huidige profiel is uitgangspunt van de opleiding bij RINO Groep. De opgedane kennis kun je meteen toepassen, want deelnemen kan alleen in combinatie met een baan of werkervaringsplek in een huisartsenpraktijk.

Hulpvraag of klacht benoemen

Deelnemers leren een behandelplan opstellen aan de hand van het verhaal van de patiënt, een vragenlijst en de eigen klinische blik. Op basis daarvan kunnen ze de hulpvraag of klacht benoemen. Mok: ‘Je leert dus ook wat bij jou als POH-GGZ hoort, en wanneer het de huisartsenzorg overstijgt en je moet verwijzen. Jouw werk is huisartsenzorg bieden voor lichte tot matig ernstige problemen als stress, stemming, spanning en verwerking. Daarbij heb te maken met álle leeftijden, met zowat álle problematieken. Het is ongelooflijk veelzijdig.’

Verdieping en versteviging

Tot nu toe was het onderwijs geheel klassikaal. Vanaf dit jaar is het blended, een combinatie van klassikale lessen en thuiswerk. Die aanpak moet leiden tot meer verdieping en een steviger theoretische basis. Preciezer gezegd betekent het dat deelnemers van tevoren literatuur lezen en in peer groups werken aan voorbereidende opdrachten. Ze krijgen meer dan voorheen verwerkingsopdrachten. Daarmee kunnen ze laten zien dat ze interventies uit bepaalde methodieken die de RINO Groep heeft aangereikt, ook daadwerkelijk hebben toegepast.

Handboek als leidraad

Onderdeel van de literatuur is het Handboek POH-GGZ, waarvan Mok hoofdredacteur is. Het kwam voort uit haar eigen behoefte aan een vakboek met uniforme, evidence based meetinstrumenten en werkwijzen. Zodat POH’s-GGZ alles wat ze doen kunnen uitleggen en verantwoorden, op basis van literatuur en best practices. Mok: ‘De opleiding wordt voortdurend doorontwikkeld, maar het boek geeft je een leidraad voor de meest voorkomende klachten en interventies die je kunt doen.’

Actueel curriculum

‘Het curriculum actualiseren we op basis van het functie- en competentieprofiel en van maatschappelijke ontwikkelingen. Zo is er nu aandacht voor sekse- en genderspecifieke zorg. We hebben te maken met de naweeën van corona, werkdruk doordat meer babyboomers met pensioen gaan, de tendens dat mensen steeds hogere eisen stellen aan zichzelf. Bovendien is er de vraag hoe je je positioneert als POH-GGZ. Je bent immers geen soort psycholoog of soort maatschappelijk werker.’

Stress door ‘de etalage’

Met zoveel mogelijkheden zou je bijna vergeten dat er soms géén interventies nodig zijn. Resoluut stelt Mok: ‘Er wordt vaak gezocht naar verklaringen of labels. We zijn zo’n rijk land, en dan hebben we toch al die stress omdat zoveel aandacht naar ‘de etalage’ gaat. Daarom is het soms je taak om uit te leggen, dat je niet verplicht bent om overal aan mee te doen. Dat het normaal is om niet altijd gelukkig te zijn. Om af en toe te lijden aan het leven en dat daar geen behandeling voor nodig is. Maar wanneer ik zie dat mensen met échte sores weer zin krijgen in het leven en initiatieven nemen, dan heb ik daar veel respect voor. Ik schiet altijd in de lach als iemand zegt: ‘Ik wil je nooit meer zien’. Omdat het betekent dat diegene op eigen kracht verder kan.’

Het Handboek is rechtstreeks  te bestellen bij Bohn Stafleu van Loghum https://www.bsl.nl/shop/handboek-poh-ggz-9789036828710

De opleiding POH-GGZ is onder andere te volgen bij https://www.rinogroep.nl/opleiding/7452/opleiding-praktijkondersteuner-huisartsenzorg-ggz-poh-ggz-blended.html#

Dit interview werd geschreven in opdracht van RINO Groep Utrecht en is ook op hun site te lezen.

Je zit hier niet voor je zweetvoeten

Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is dsc00049-wouter-klone-2.jpg

Wouter Klöne helpt graag pubers met complexe problematiek. Maar hij en zijn collega’s zijn er uitdrukkelijk niet om jongeren te redden.

“Alles wat me interesseert combineer ik in twee verschillende banen. Binnen een enorme jeugdorganisatie. in de regio Rotterdam, denk ik als gedragswetenschapper mee over complexe opvoedsituaties bij jongeren die niet thuis kunnen wonen. Bij een klein particulier bureau in Brielle bied ik als orthopedagoog diagnostiek en behandeling.

Kwaliteit van het werk waarborgen

Ik ben zelf tweeëneenhalf jaar jeugdzorgwerker geweest. Nu, als gedragswetenschapper, help ik jeugdzorgwerkers op behandelgroepen om de kwaliteit van hun werk te waarborgen. We brengen samen alle factoren in kaart, die van invloed zijn op het gedrag van een jongere. We formuleren doelen waarmee we jongeren een zo stabiel mogelijke opvoeding denken te kunnen geven, en bekijken welke aanpak het beste werkt. Ik zoek ook samenwerking met andere collega’s en, als het kan, de ouders.

Zweetvoeten

De jongeren die bij de jeugdorganisatie wonen, hebben heftige problemen en vaak al een lange hulpverleningsgeschiedenis. Ze hebben meer nodig dan een dak boven hun hoofd en de gebruikelijke opvoeding. Hun vertrouwen is dikwijls geschaad. Ze kunnen bijvoorbeeld te maken hebben gehad met mishandeling, misbruik, verwaarlozing, vechtscheidingen. Er is sprake van spijbelen of angsten om naar school te gaan, van slecht slapen, zelfbeschadiging of pogingen tot suïcide. Vaak zijn ze onder dwang bij ons geplaatst. Desondanks zeggen sommigen: ‘Met mij is niks aan de hand’. Er zijn er die iedereen de schuld geven van hun situatie. Een enkeling wil zélf hulp bij het oplossen van problemen. Wat ook de werkelijkheid mag zijn, wij zeggen altijd tegen ze: ‘Je zit hier niet voor je zweetvoeten.’

Voldoende afstand nemen

De werkdruk is bij iedereen hoog, ja. Je moet een hoop dingen doen en voelt een enorme verantwoordelijkheid. Door de kortingen op de financiering moet je met dezelfde mensen méér cliënten helpen. Maar het is ook aan de hulpverlener zelf om zich minder verantwoordelijk te voelen. Als gedragswetenschapper kan ik mijn collega’s helpen om voldoende afstand te nemen. En ik vraag geregeld hoe het met hén gaat. Dat is belangrijk. Voor mezelf net zo goed.

Activeren

Wat daarbij ook helpt, is de trend dat hulpverleners proberen minder keuzes te maken voor hun cliënten. Ik zie dat ze niet meer zo vaak de problemen van cliënten overnemen en oplossen, maar hen activeren tot zelfredzaamheid en zelfstandigheid. Tot leren voelen, emoties herkennen en ze reguleren. Deze organisatie is geen gesloten inrichting. Wij doen een aanbod, en dat kunnen cliënten, ook jongeren, accepteren of niet. De hulpverlener is er niet om hen te redden.

Vrijheid

Bij de jeugdzorginstelling werk ik 24 uur per week. In de twaalf uur per week bij het particuliere bureau ben ik los van gemeentelijke eisen. Het is veel kleiner en persoonlijker. Ik heb meer vrijheid om te experimenteren en te kijken wat aanslaat. Pubers en jongvolwassenen komen er op verwijzing van de huisarts. Of omdat hun ouders zelf bellen, over hun kind dat bijvoorbeeld faalangstig is, dyslexie heeft of snel boos wordt.Het verbaast me niet dat jongeren makkelijker vastlopen, want het leven wordt steeds complexer. Tegelijkertijd is het taboe op geestelijke gezondheidszorg veel minder dan vroeger.

Jong

In het contact met de jongeren helpt het dat ik jong ben. Ooit had ik zelf een hulpvraag, dus ik begrijp hoe je je dan kunt voelen. Dat geeft een andere dynamiek dan wanneer ik een oudere man in pak zou zijn. Ik heb bij het particuliere bureau prachtige successen geboekt. Zoals met een autistische jongen met ernstige signalen van depressie, die nu een reguliere ICT-opleiding gaat doen. Of een heel boze jongen met bijzonder slechte schoolcijfers, die nu weer voldoendes haalt. Ik heb een vader leren accepteren dat ADHD écht een ding is. Omdat ik hier honderd procent orthopedagoog ben, kan ik de juiste andere deskundigen erbij betrekken. Zo heb ik een jonge vluchteling met signalen van trauma doorverwezen naar een specialist op het gebied van vluchtelingen en trauma.

Inzicht voor docenten

Wanneer we door psychologisch onderzoek een verklaring hebben voor moeilijk gedrag, kan dat inzicht voor docenten een enorm hulpmiddel zijn. Een heel leuk voorbeeld vond ik het verhaal van een jongen die snel afgeleid was. Hij zat vaak uit het raam te staren, of was juist heel druk aan het praten. Dat was te merken aan zijn schoolcijfers. In plaats van hem verbaal tot gewenst gedrag te manen, tikte de docent hem voortaan zachtjes op zijn schouder. Voor een druk kind, dat toch al zo vaak gecorrigeerd wordt, was dat veel vriendelijker.

Geen wachtlijsten

Bij het particuliere bureau zijn eigenlijk geen wachtlijsten. Mensen dragen wel zelf de kosten. Wie bij gecontracteerde zorgverleners zit, moet tussen drie en acht maanden wachten. Helaas: vaak kunnen mensen die het het hardste nodig hebben, het zelf niet betalen. Maar er is overal veel voor me te doen. In Rotterdam help ik professionals, en zij helpen jongeren die niet thuis kunnen wonen. In Brielle help ik jongeren die wél thuis wonen aan meer plezier en succes in hun dagelijks leven. Zo werk ik aan een betere wereld waarin iedereen een beetje aardiger is voor elkaar. En niet te vergeten: voor zichzelf.”

Dit interview verscheen in 2020 op de website Ikkanhet.nl, een initiatief van de Nederlandse Vereniging van pedagogen en onderwijskundigen.

http://www.nvo.nl

http://www.ikkanhet.nl

http://www.jeugdplus.nl/

Diamant – het goede doen is vaak niet eenduidig

Foto door Monstera op Pexels.com

Twintig jaar geleden werd de World Diamond Council opgericht om de verspreiding van conflictdiamant tegen te gaan. Heeft dat gewerkt?

“Dat heeft gewerkt”, zegt diamantair Edward Asscher, sinds juni 2020 voor de tweede keer president van de WDC. “Dankzij alle beleid en maatregelen is een aantal burgeroorlogen zoals in Angola en Sierra Leone ten einde gebracht. De oorlogvoerende partijen konden de ruwe diamant waarmee wapens werden betaald nergens meer kwijt. Het percentage conflictdiamant in de wereldwijde productie is gedaald van 4 naar 0,04 procent. Nu bouwen we aan verbetering van alle andere aspecten eromheen, zoals sociale rechten en milieu. En we blijven op jacht naar die 0,04 procent.”

Misstanden tegengaan

Rond de eeuwwisseling maakten steeds meer NGO’s in ontwikkelingslanden melding van het gebruik van ruwe diamant voor de financiering van oorlogsvoering. Consumenten kregen er pas in 2006 weet van door Leonardo di Caprio’s film Blood diamonds. Iedereen in de diamant- en juwelenindustrie had er belang bij dat aan de illegale handel in ruwe diamant zo snel mogelijk een eind zou komen. Zowel uit ethisch als uit zakelijk oogpunt. Edward Asscher: “Als mens wil je misstanden tegengaan. Zakelijk wil je dat de consument erop vertrouwt dat iedereen in de keten het goed heeft.”

Kimberley Process

Als antwoord op die maatschappelijke ontwikkeling kwam in 2000 de WDC tot stand. De organisatie vertegenwoordigt bedrijven en organisaties van over de hele wereld, uit alle sectoren van de diamantketen. Van ruwe-diamantproducenten tot slijperijen, van edelsmeden tot juweliers. Het kostte de medewerkers drie jaar om een beleid te ontwikkelen dat de keten van ruwe diamant traceerbaar maakte – een system of warranties. Het resultaat werd in 2003 gepresenteerd aan vertegenwoordigers van tientallen regeringen en burgerorganisaties in het Zuid-Afrikaanse stadje Kimberley. Sindsdien heet de controle van de keten het Kimberley Process. Het valt onder de Verenigde Naties.

Gevangenisstraf

Het Kimberley Process heeft wetswijzigingen over de hele wereld tot gevolg gehad. Nergens mag nog ruwe diamant verkocht worden zonder een door de officiële regering van een land uitgegeven Kimberleycertificaat. De koper die toch zo’n partij aanschaft, is net zo strafbaar als de aanbieder. Het Kimberley Process maakte het bijvoorbeeld voor Liberia onmogelijk om nog langer uit buurland Sierra Leone gesmokkelde diamant te exporteren. De regering van dictator Charles Taylor had daardoor geen geld meer voor olie en wapens. Taylor zit nu in de Scheveningse gevangenis een straf van vijftig jaar uit wegens oorlogsmisdaden.

Urgentie

Na zo’n vijftien jaar was een nieuwe wind bij de WDC aangezegd. Er was behoefte aan democratisering en meer verbinding met de diamantairs. Van 2014 tot 2016 leidde Edward Asscher die reorganisatie. Vorig jaar werd hij op verzoek voor de tweede keer president. “Als je met pensioen gaat kun je dat doen, en ik weet er natuurlijk veel van. De urgentie van het Kimberley Process was en is onverminderd groot. Consumenten hechten steeds meer waarde aan maatschappelijk verantwoord gedolven en geslepen diamant en edelstenen.

Het respecteren van mensenrechten is nu ons belangrijkste thema. Bij de grote industriële mijnbouwers twijfelen we niet aan het respecteren van mensenrechten. Onze zorg geldt de artisanale delvers. Arme mensen die rondtrekken op zoek naar ruwe diamanten. Als ze dat doen op het gebied van een officiële mijn met een eigen securitydienst gaat dat wel goed. Maar wanneer de mijn hulp vraagt aan de regering, vinden er soms schermutselingen plaats die kunnen leiden tot schendingen van mensenrechten.”

Alluviale keten

“De WDC helpt gemeenschappen opbouwen, op dit moment ook door bemiddeling bij de toediening van COVID-vaccinaties. In samenwerking met het Gemfair-programma leren artisanale delvers wat de marktwaarde van diamant is, zodat ze zich niet meer laten afschepen met een kwart van de prijs. In Sierra Leone krijgen delvers ter plekke een prijs die klopt met de wereldmarkt. Vervolgens gaat de diamant in een verzegelde verpakking. Dan heb je ook de keten van de alluviale diamant in beeld.”

Geen antwoord

Het goede doen is vaak niet eenduidig. Edward: “Aan synthetische diamant kleven minder mensenrechtenissues en het is goedkoper. Het is echter niet milieuvriendelijker dan natuurlijke diamant, en voor die laatste heeft de consument toch een voorkeur. Wereldwijd verdienen vijf miljoen mensen de kost met natuurlijke diamant. Een land als Botswana haalt er zelfs 35% van zijn nationaal inkomen uit. Dus uitsluitend synthetische diamant gebruiken is niet de oplossing. Als je dat doet stort je miljoenen mensen over de hele wereld in de armoede. Ik sprak laatst een Indiër over de mensenrechten van tienduizend mijnwerkers in Zimbabwe. Hij zei: ‘Als je hier nu een eind maakt aan de alluviale winning, hebben driehonderdduizend slijpers in India straks geen werk meer. Wiens mensenrechten wegen dan het zwaarst?’ Ik had er geen antwoord op. ”

www.worlddiamondcouncil.org

https://www.kimberleyprocess.com/

https://gemfair.com/

https://www.knowbotswana.com/botswana-diamonds.html

Dit verhaal verscheen eerder in het meinummer 2021 van vakblad Edelmetaal

Ik vind het fantastisch om de verhalen van ouderen te horen

Orthopedagogiek wordt vaak geassocieerd met hulp aan kinderen en jongeren. Harmke Bodewitz heeft zich in Kampen juist gespecialiseerd in de groeiende groep ouderen.

“De woonzorgorganisatie waar ik werk probeert mensen zoveel mogelijk in hun eigen omgeving te laten. Wijkteams bekijken welke ondersteuning degenen die nog zelfstandig wonen nodig hebben. Voor bewoners met somatische, persoonlijkheids- of dementieproblemen hebben we veertien locaties, van open tot gesloten.

Ik vind het fantastisch om de verhalen van al die mensen te horen. De geschiedenis van de regio komt erdoor tot leven. Het kan over een moeilijke tijd gaan zoals de oorlogsjaren, of over iets heel lokaals als het werk in de pannenfabriek. Ik ben telkens weer onder de indruk van de diepgang en kracht van zowel de vertellers als van hun familie.

Veel praten

Ik vind het per bewoner puzzelen en uitzoeken wie en wat deze persoon verder kan helpen leuk. Dat betekent overleg met artsen, verpleegkundigen, specialisten en psychologen. Met fysio-, ergo-, muziek- en psychomotorische therapeuten. Veel praten dus. Nee, een keelontsteking is in dit vak niet handig, ha ha!

Rustig blijven

De omgang met iemand staat altijd centraal. Mijn inbreng is multidisciplinair meedenken. Ik beleef veel plezier aan het inzetten van mediatieve gedragstherapie, waarbij je voor de bewoner belangrijke personen uit diens directe omgeving inschakelt. Dat kan een familielid zijn, een verzorgende of een verpleegkundig team. Ik volg de voortgang van bewoners en stuur bij waar nodig. Ik geef cognitieve gedragstherapie aan bewoners en psycho-educatie aan familie en teamleden, en met mijn vakgroepleden zet ik beleid op.

Telbaar gedrag

Bij bewoners bekijken we of er iets telbaars in het gedrag zit, zoals het aantal woedeuitbarstingen. We bespreken wat er aan vooraf ging, en of we iets op een andere manier kunnen doen. Werkt het bijvoorbeeld als wij ons anders opstellen?

Bij een dementerende mevrouw, die graag in het middelpunt van de belangstelling staat, hebben we daar mooie resultaten mee behaald. Ze werd steeds onrustiger en verdrietiger en vroeg bovenmatig veel aandacht van de verzorgenden. We keken wanneer ze rustiger was. Dat was bij bepaalde activiteiten. Die zetten we dus meer in, en dat hielp al. Ook keken we hoe verzorgenden op haar reageerden. Ze merkten bijvoorbeeld dat wanneer zij zelf kalm bleven en niet op ieder blijk van ongemak reageerden, dat een positieve weerslag had op mevrouw. Ze is nu een stuk rustiger en de draagkracht van het team is veel groter. Haar persoonlijkheid kunnen we niet veranderen, maar ontdekken wat bij haar werkt wél.

Daglicht en depressie

Bij mensen met lichamelijke klachten die niet meer thuis kunnen wonen, kan sprake zijn van verwerkingsproblematiek door het verlies van zelfstandigheid. Ook bij hen kijken we wat ze nodig hebben. Daarna doe ik een behandelaanbod. Iets anders waar je misschien niet zo snel aan denkt, is de invloed van het woongebouw op de stemming en het energieniveau van cliënten. Zo viel het me op dat het in de kamer van een mevrouw met Parkinson en depressie zo donker was. Antidepressiva hielpen haar niet, maar met enige activering en na installatie van daglichtlampen met een hogere luxwaarde klaarde haar depressie snel op. We onderzoeken nu op welke plekken zulke verlichting nog meer zin heeft. Dagelijks naar buiten is natuurlijk nog beter, maar dat kan niet iedereen. Nu in coronatijd is het nog lastiger.

Geen normale afscheidsmomenten

Bij de eerste coronagolf ging onze organisatie vlot op slot en mochten familie en vrienden niet meer op bezoek komen. Voor onze bewoners was dat heel moeilijk. Het contact met mensen die voor hen van betekenis zijn, bepaalt voor een belangrijk deel hun kwaliteit van leven. En veel medebewoners overleden, terwijl er geen normale afscheidsmomenten waren. Zo was er een groep waar zes van de twaalf bewoners stierven. Voor medewerkers ontluisterend, voor bewoners ontstellend.

Kracht

We hebben nu geleerd hoe het wél veilig kan, en met medemenselijkheid. Bezoekers komen op afspraak. Ze mogen samen met hun familielid wandelen in de tuin of in de wijk, of op afstand wat drinken in het inpandige restaurant. Bij overlijden kunnen familieleden aanwezig zijn. Weliswaar met beschermende kleding en mondkapje, maar ze kunnen in ieder geval iemands hand vasthouden. Onze locaties zijn momenteel coronavrij! Sommige bewoners waar we echt bezorgd over waren kwamen er zelfs gewoon doorheen. Wat een kracht, denk ik dan weer.

Interessant werkveld

Ouderenzorg vraagt op een fijne manier iets van je menszijn. Het medisch model wordt tegenwoordig veel meer losgelaten. De aandacht verlegt zich naar kwaliteit van leven en naar wat er wél kan. Niet kijken vanuit het defectmodel, maar naar de kracht van de persoon en de mensen in diens omgeving. Werken in de ouderenzorg is echt stimulerend, met een werkveld dat minstens zo interessant is als jeugdzorg. En met een hele grote doelgroep.”

Ouderenzorg

Dit verhaal verscheen eerder op de website ikkanhet.nl van de Nederlandse Vereniging van Orthopedagogen

Hoe Fair mined goud vrouwen onafhankelijker maakt

Wereldwijd zijn ruim 25 miljoen mensen afhankelijk van kleinschalige goudwinning. Tachtig procent werkt in de informele sector, waar ze kwetsbaar zijn voor uitbuiting en afhankelijkheid. Mannen lijden eronder, maar vrouwen nog meer. Ontwikkelingsorganisatie Solidaridad zet zich in om hen tot formeel geregistreerde mijnwerkers te maken. Het is het begin van verantwoorde goudproductie.

“Het formaliseren van een mijn is de allereerste stap als we met mijnen gaan samenwerken”, zegt Carla Neefs, Senior Corporate Engagement manager bij Solidaridad . “Zonder die stap kunnen we geen traceerbaar, verantwoord goud op de markt brengen. Pas daarna gaan we investeren in verbeteringen.”

Slechter betaald

En in goudwinning valt het nodige te verbeteren. Solidaridad was tot nu toe actief in goudmijnen in Colombia, Peru, Bolivia, Ghana, Uganda, Kenia en Tanzania. De belangrijkste thema’s zijn legalisering en formalisering van kleinschalige mijnbouw, milieuvervuiling, werkomstandigheden, kinderarbeid en ontbossing. Even zwaar weegt het sociale aspect. Mijnwerkers zonder formele status hebben geen juridische rechten en moeten de vrijwel altijd te lage prijs van goudinkopers accepteren. Vrouwen hebben het nog moeilijker dan mannen. Ze krijgen minder betaald voor hetzelfde werk/ Of ze mogen zelfs alleen het slechter betaalde werk doen.

Grote werkgever

Na landbouw is mijnbouw de grootste werkgever ter wereld en voor ontwikkelingslanden een belangrijke bron van inkomsten. In Ghana bijvoorbeeld maakt goud zo’n 35% van de exportwaarde uit. Vermoedelijk blijft het nodige onder de radar en is het dus nog méér. Arbeidsposities binnen de sector variëren van mijnwerkers in loondienst tot dagloners zonder een enkele vorm van contract.

Zeven en pannen

Slechts twintig procent van de jaarlijkse kleinschalige goudproductie wordt gedolven door officiële bedrijven. De resterende tachtig procent vindt plaats in de informele sector, die werkt met zeven en pannen, in rivieren en aan het aardoppervlak. Die informele sector wordt vaak weggezet als crimineel. “Witwassen, financiering van gewapende conflicten: natuurlijk bestaat dat”, zegt Boukje Theeuwes, bij Solidaridad Head of Policy Influencing. “Maar niet alle informele mijnbouw is crimineel. Een groot deel bestaat uit arme mensen die al generaties lang werken zonder licenties of landrechten, zonder kennis van of toegang tot formele markten. Dàt is ons aandachtsgebied.”

Golden Line

Nationale overheden lopen veel belastinginkomsten uit de informele sector mis. Formalisering is dus ook in hún belang. Licenties gaan echter bijna automatisch naar mannen, omdat het vrouwen meestal aan een netwerk ontbreekt en ze niet eens weten dat een stuk land beschikbaar komt voor kleinschalige mijnbouw. In Ghana en Tanzania trainde Solidaridad vijf jaar lang vrouwen in sociale weerbaarheid en economische zelfstandigheid. Dat gebeurde binnen het Golden Line programma, in samenwerking met ontwikkelingsorganisaties Simavi en Healthy Entrepreneurs. In Tanzania introduceerde het Golden Line programma een vrouwengroep bij de lokale overheden. Via die weg kregen ze een lening voor de aanschaf van een goudverwerkingsmachine.

Duivel

Tegelijkertijd was verandering nodig van bestaande sociale en culturele rollen, die vrouwen vaak beperken in hun vrijheid en hun economische zelfstandigheid bemoeilijken. Vrouwen hebben ook te maken met de gevolgen van rollenpatronen en bijgeloof. De overtuiging dat een menstruerende vrouw de duivel afroept over een mijn, bijvoorbeeld.

Gemeenschap gaat vooruit

Carla: “In discussiegroepen praatten we daarover met vrouwen én mannen. Denkbeelden veranderen niet van de ene dag op de andere, maar het viel me op dat jonge mannen vaak vinden dat het tijd is voor progressievere opvattingen. Lokale dorpshoofden zijn ook meer geneigd die rolpatronen te doorbreken, omdat ze de economische resultaten zien van vrouwen met een eigen inkomen. Die investeren in beter voedsel en scholing voor hun kinderen en helpen zo de gemeenschap vooruit. Dorpshoofden vragen zelfs om ook in hún gemeenschap vrouwen te komen trainen. Er is echt wat gaande als het om bewustwording gaat.”

Kist met geld

Voortbouwend op het Golden Line-programma kreeg Solidaridad financiering van luxury goods bedrijf Kering. Dat geld was bedoeld om vrouwen in de gemeenschappen rondom de mijnen verder economisch zelfstandig te maken. Onderdeel van het project was een extra donatie aan de spaargroepen. Deelneemsters legden daarin wekelijks een klein bedrag in, letterlijk in een grote kist met twee sloten. Zodra er voldoende geld was, besloot de groep wie het mocht hebben voor een zakelijke of privé-investering. Uiteindelijk kon de groep zelfs een bankrekening openen – in veel ontwikkelingslanden zeker geen vanzelfsprekendheid.

Verrast door het succes

In totaal vijf groepen vrouwen kregen elk een fonds van 3000 Euro. Inmiddels zijn ze onder andere bezig met een mijnconcessie, een eigen goudverwerkingsbedrijf en een cateringbedrijf. Na een paar maanden waren van de 15.000 Euro alweer 6000 Euro terugbetaald. Carla: “We waren zelf verrast hoe ongelooflijk succesvol die extra donatie is. Dat we zóveel hebben kunnen bereiken met die relatief kleine investering.”

Zelf bijdragen aan meer verantwoord goud in de keten?

Vraag aan je juwelier of edelsmid waar hun goud vandaan komt en wat ze weten over de keten. In Nederland ligt veel nadruk op recycling. Fair mined goud is in Nederland nog niet zo bekend.

https://www.solidaridad.nl/

http://www.thegoldenline.org

Dit verhaal verscheen eerder in vakblad Edelmetaal, editie April 2021

Ik vind alles leuk aan hem

“Een bevriende astrologe trok ooit onze horoscopen. Ze heeft het twee keer overgedaan, omdat ze niet kon geloven dat alles bij twee mensen zó in elkaar kon klikken. Zelf weten we dat al sinds 27 december 1975, de avond dat ik Andreas in een gaybar de dansvloer optrok. Het zat meteen gebakken tussen ons.

Tot de dag van vandaag maakt mijn hart een sprongetje als ik hem zie. Ik vind alles leuk aan hem. We delen de interesse in kunst, kunst maken en reizen, we houden van tuinieren, fotograferen en grote fietstochten maken. En vanaf die eerste avond is dans een rode draad door ons leven.

We dansten veel als we uitgingen en bezochten graag voorstellingen met moderne dans. Begin jaren negentig nam ik met mijn zus lessen Argentijnse tango. Toen zij daar op een gegeven moment geen zin meer in had, leek het me leuk om de lessen voortaan met Andreas te doen. Hij aarzelde, wilde niet opvallen als twee samendansende mannen tussen al die heterostellen. Zijn angst bleek overbodig. Niemand keek er van op.

Tango is een improvisatiedans, waarin je zonder te spreken moet begrijpen wat de ander wil. Als je relatie niet goed is, sta je voor zo’n verbinding niet helemaal open. Wij dansten al gauw de sterren van de hemel. We gingen zelfs optredens doen en gastlessen geven op tangofestivals. Het leidde tot verzoeken uit onze omgeving om een structureel lesprogramma. Zo groeide onze hobby uit tot een eigen dansschool, die we runden naast ons gewone werk.

Het bracht ons veel gezelligheid. Mensen uit de wijde omtrek volgden onze lessen en kwamen naar dansavonden. Wat we ook leuk vonden zijn de talloze professionele dansers die we leerden kennen. Ze logeerden bij ons, gaven gastlessen en deden optredens. Onze bruiloft in 2013 hebben we dan ook twee keer gevierd: een keer met familie, een keer met de tangocommunity die we zelf hadden opgebouwd.

Als je zo intensief met deze dans bezig bent, wil je op een gegeven moment naar de bakermat, Buenos Aires. We gingen voor het eerst in 2002. In Europa hadden kenners hun wenkbrauwen opgetrokken en ons gewaarschuwd om niet samen de vloer op te gaan. ‘Twee mannen, dat kan niet in Buenos Aires. Ze halen je meteen van de vloer.’ Ik was koppig en besloot dat ik ten minste één tango met Andreas wilde.

In een grote, bekende gelegenheid stonden we als eersten op de vloer en dansten vier nummers achter elkaar. Een jonge danser zei daarna: ‘ Wat jullie gedaan hebben, je hebt geen idee wat dat hier betekent.’ In de loop der jaren kwamen we daar wel achter. Altijd als we in Buenos Aires naar een milonga, jargon voor dansavond, gingen, vroegen ze: zijn jullie dat Europese stel dat voor het eerst samen danste in Torquato Tasso? Het mooie is, dat gemengde en queer milonga’s tegenwoordig in Buenos Aires heel gewoon zijn.

Dat de dansschool door corona noodgedwongen gesloten is, is zeker een gemis. Verre reizen maken mag voorlopig niet. Maar we zitten ook lekker met ons tweetjes, na zoveel jaren van drukke levens. Financieel redden we ons prima, en nu hebben we opeens de tijd om werkjes te doen die altijd zijn blijven liggen. Ik heb het idee dat we er door dat lagere tempo nóg meer van genieten. Snoeien in de tuin, een kast timmeren. Of gewoon gezellig een eind gaan fietsen of in ons atelier bezig zijn met onze individuele projecten. Corona brengt ons op die manier nog dichter bij elkaar. In alles wat we doen zijn we samen onderweg, nog steeds.”

https://tangobrujo.be/

http://tangoqueer.com/en/home/

https://www.atlasobscura.com/articles/queer-tango-in-buenos-aires

https://petities.nl/petitions/open-de-dansscholen-de-rek-is-eruit?fbclid=IwAR32_fxD5M1uY2ucSxuWVa-mXZilM_xgUecNWMYm0t1s0MgzcLF5SM8w3I4

Our experience learning to dance queer tango as a gay couple

Dit verhaal verscheen eerder in het AD-Magazine van 7 november 2020

Jong, vreemdeling, veroordeeld – en met psychiatrische problemen

Forensisch orthopedagoog Aranka heeft patiënten uit allerlei verschillende culturen, die in aanraking zijn gekomen met justitie.Met een team onderzoekt ze hoe patiënten tot een delict zijn gekomen, en hoe je herhaling kunt voorkomen.

“Onze patiënten zijn over het algemeen jonge mensen tussen de twintig en dertig jaar.  Ze zijn asielzoeker, ongedocumenteerde, vreemdeling met tbs of in strafrecht, of bestuursrechtelijke vreemdeling. Ik werk alleen met de forensische doelgroep. De rechter heeft bepaald dat ze behandeling nodig hebben.

Een heel leven voor zich

Het zijn veroordeelden die een andere culturele achtergrond hebben of tot ongewenst vreemdeling zijn verklaard. Ze hebben psychiatrische problematiek, die behandeld moet worden omdat het een rol speelt bij hun delictgedrag. Na behandeling moeten tbs-vreemdelingen en VRIS’ers* terug naar hun eigen land of naar de penitentiaire inrichting. Allemaal hebben ze nog een heel leven voor zich. Ik wil hen helpen er een goed, stabiel leven van te maken.

Cultuurverschillen

Onze patiënten komen bijvoorbeeld uit Syrië, Litouwen, Letland, Zweden, Marokko en Turkije. We hebben dus behalve met forensische en psychiatrische problemen ook te maken met heel diverse culturele achtergronden. Hun problemen zijn behoorlijk verschillend. Je ziet bijvoorbeeld verslaving, een licht verstandelijke beperking, autisme, persoonlijkheidsstoornissen of schizofrenie.

Dynamische doelgroep

Deze doelgroep is een heel dynamische, elk delict zit anders in elkaar. Samen met het team pluis ik helemaal uit wat er echt is gebeurd. Ik bekijk of er nog diagnostiek nodig is en doe een risicotaxatie – is er kans op herhaling? Soms wil een patiënt niet meewerken. Voor mij een extra uitdaging om me er in vast te bijten.

Nonverbale signalen

Je kunt veel afleiden uit non-verbale signalen, al zijn de uitingen bij patiënten met een migratieachtergrond vaak anders dan bij Nederlandse patiënten. Maar iemand met schizofrenie bijvoorbeeld ziet en hoort dingen die wij niet zien of horen. Hij kan dan gebaren maken in de lucht of opeens hard lachen. Iemand met een depressie komt niet meer uit bed en is vaak vlak in de emoties.

Therapie

Ik coördineer vervolgens de behandeling. Die bestaat uit individuele therapie, zowel met gesprekken en gedragstraining als non-verbaal met zaken als muziek en bewegen. Op de afdeling is het programma groepsgericht, onder andere met beeldende therapie en door samen te eten en te bewegen.

Ogen en oren

De groepsleiders trekken de hele dag met patiënten op. Ze observeren wat er gebeurt en zijn echt onze ogen en oren op de afdeling. Ze informeren ons ook over de vorderingen van patiënten op het gebied van belangrijke vaardigheden, zoals samenwerken en grenzen stellen.

Koken onder druk

Dat grenzen stellen heel moeilijk kan zijn zagen we bij een man van 27. Hij werkte als kok op hoog niveau en ervoer in zijn werk zoveel druk, dat hij aan de drugs raakte. Hij verloor zijn baan en zijn huis, ging zwerven en pleegde een delict.

Niet langer dakloos en verslaafd

In gesprekken merkten we steeds weer zijn enorme passie voor koken, maar die passie had hem ook àlles gekost. Hij wilde nooit meer in die sector aan het werk. We onderzoeken nu of hij misschien op een lager niveau kan gaan koken, zodat hij toch kan doen wat hij het liefste doet. Intussen leert hij zelfstandig te functioneren in een HAT-woning op het kliniekterrein. Voor hem een mooie en belangrijke stap: van dakloos en verslaafd naar langere tijd drugsvrij in een eigen woning.

Totaal alleen

Herstelondersteunende zorg , zoals het betrekken van het netwerk van een patiënt, vergroot de kans op herstel. Ook binnen de forensische zorg zien we dat dat een beschermende factor is. Een maatschappelijk werker brengt het netwerk van een patiënt in kaart en probeert wat er aan vrienden of familie is te betrekken bij de behandeling. Bij onze doelgroep is dat wel moeilijker. Een enkele keer is iemand zelfs totaal alleen.

Openheid naar de buitenwereld

Voor buitenstaanders is onze aanpak wel eens vaag. Men vraagt zich af of criminelen niet gewoon de gevangenis in moeten. Onze kliniek heeft een social media team, dat een kijkje in de kliniek geeft. Door zulke aandacht voor forensische zorg en de patiënten die erin terecht komen, hopen we dat er meer kennis komt bij het grote publiek. En daarmee meer begrip en bereidheid om mensen een tweede kans te geven. Dat we het hen gunnen een leven op te bouwen. In Nederland of in hun land van herkomst.”

*VRIS-ser: Vreemdeling in de strafrechtketen. Iemand die illegaal in Nederland verblijft en een strafbaar feit heeft gepleegd of hiervan wordt verdacht

Dit verhaal verscheen eerder op de website Ikkanhet.nl van de NVO

https://www.pharos.nl/infosheets/asielzoekers-vluchtelingen-statushouders-medische-zaken-in-de-asielprocedure/

https://www.gevangenenzorg.nl/doelgroep/gevangen-en-tbs/watistbs

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/vaak-een-psychose-en-opvallend-veel-buitenlanders-de-feiten-over-gedwongen-opnames~bf1bf036/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F

 

https://www.vn.nl/psychische-hulp-vluchtelingen/

Ons seksleven was voorbij, terwijl we pas midden-dertigers waren.

Wim (69)

“Ik ben net tien dagen met de camper naar de Duitse Waddenkust geweest. Voor het eerst in 45 jaar was ik op vakantie zonder Riet. Ik moest er echt even uit, maar ik heb daar ontzettend zitten janken omdat ik haar zo miste. In gedachten hoorde ik haar roepen: Wim! Wim! Zoals ze me altijd roept, bij alles wat ze nodig heeft.

Zeven weken geleden zijn we verhuisd naar een zorgappartement voor dementen. Een noodsprong, ik kon de verzorging niet meer aan. Dat er nu 24 uur per dag hulp is, is een opluchting. Ik hoef er niet meer vier keer per nacht uit om haar op de WC te helpen. Evengoed voel ik me beroerd. Ik ben de enige gezonde hier. Overdag staan allerlei mensen bij de voordeur te schreeuwen, ze plassen waar het ze uitkomt, ’s nachts gillen ze. Toen we hier een week woonden vroeg Riet: ‘Zijn dat nou allemaal demente mensen? Waar wonen die dan?’ Ik moest haar vertellen dat ze in hetzelfde huis wonen als wij. Of het echt tot haar doordrong weet ik niet.

Riet is een vrouw die in je ziel, in je hart, in je bloed gaat zitten. Al toen ik haar leerde kennen had ze zware astma. Van het vele hoesten had ze een lichte kromming in haar rug. Het hinderde me niet. Ze had een mooi figuur en een geweldig lief, zacht karakter. Daarbij was ze ook nuchter. Als het moest gaf ze zichzelf injecties en ze had altijd pufjes bij zich. Seksueel pasten we ontzettend goed bij elkaar. Vanaf de eerste dag waren we stapelverliefd, een half jaar later getrouwd.

Op onze huwelijksreis naar Israël raakte ze tijdens een astma-aanval buiten bewustzijn. Pas in een ziekenhuis kwam ze weer bij. En toch wilde ze niet naar huis. We hebben de reis gewoon afgemaakt. Thuis in Nederland lag ze soms wel zeven keer per jaar met hevige benauwdheid of een longontsteking in het ziekenhuis. Het brak mijn hart. Ondanks haar zwakke gezondheid kregen we twee kinderen. Verwonderlijk genoeg verminderde na de tweede haar COPD met zeker 75%. Wel kreeg ze korte tijd later hele zware bloedvloeiingen. Daarom werden haar eierstokken verwijderd.

De invloed op haar libido was enorm. Van de ene dag op de andere was ons seksleven voorbij, terwijl we pas midden-dertigers waren. Ik was boos, gefrustreerd, opstandig. Van alle stress en spanning bij elkaar werd ik uiteindelijk depressief en kreeg een psychose, waarin ik bang was voor Riet en in pyjama het huis uit vluchtte. Het heeft jaren geduurd om daaruit te komen. Toen zijn we samen betaalde schoonmaakklussen gaan doen, ik het zware werk, zij het lichte. Dat samen werken vonden we heel prettig.

Een jaar of vijftien geleden kreeg ze chronische slijmbeursontstekingen. De eerste jaren werkten de medicijnen geweldig, maar de ontstekingen bleken het begin van een vorm van Parkinson. Geleidelijk ging ze slechter lopen en praten. Ze kreeg minder uitdrukking in haar gezicht. De laatste drie jaar waren een hel voor me. Riet zat me steeds achter de vodden. Ik moest haar bij alles helpen, tot ik het zat was en lelijk tegen haar ging doen. Daar moest ik dan weer om huilen. En na al die jaren zonder mis ik ons seksleven nog steeds. Heerlijk in elkaar verstrengeld liggen, mijn hoofd op haar borsten leggen. Ik kom zoveel tekort, maar ik ben nooit ontrouw geweest en porno vind ik verschrikkelijk. Riet blijft lief voor me. Soms wil ik graag weg en eindelijk rust hebben, maar ik wil ook bij haar zijn, in wat voor staat ze ook is. Het is een onmogelijke keuze.”

Dit verhaal verscheen eerder in het AD-Magazine van 24 oktober 2020

http://www.dementie.nl/impact-partner/wanneer-je-partner-dementie-heeft

http://www.dementie.nl/impact-partner

http://www.dementie-winkel.nl/Mijn-partner-wordt-dement

Oudertelefoon : “Je merkt dat ouders geruster zijn”

Anniek Ratelband en Alexandra van Veen

Een luisterend oor voor ouders die het even te kwaad hebben met de combinatie van thuis werken, zorgen én onderwijs geven. Dat is de Oudertelefoon, half maart bedacht door de Nationale Denktank van net afgestudeerden en al op 1 mei operationeel. Orthopedagogen Alexandra van Veen en Anniek Ratelband hielpen mee bij de realisatie.

“Een vriendin die bij de Nationale Denktank zit wist dat ik bij de Kindertelefoon heb gewerkt”, vertelt Alexandra. “Ze vroeg of ik wilde meedenken bij het realiseren van een Oudertelefoon. Ik vond het zó’n leuk idee! Ik had al gemerkt dat ouders van kinderen die bij ons in behandeling zijn af en toe vastliepen. Ze wonen vaak in kleine huizen en iedereen heeft last van elkaar. Zij konden ons nog bellen en even stoom afblazen, maar ouders wier kind geen cliënt is bij ons hebben dat net zo goed wel eens nodig. Het past bij wat ons bureau Fibbe doet bij ondersteuning van kinderen met leerproblemen. Samenwerking met ouders en docenten staat centraal.” Collega Anniek vult aan: “We geloven dat vaak een luisterend oor alleen al, is wat ouders nodig hebben. Je kunt toch niet in één telefoongesprek helemaal begrijpen wat hun situatie is, en ze hebben dikwijls zelf al goede ideeën over oplossingen.”

Oplossingsgerichte methodiek

Oud-leden van de Nationale Denktank zetten de telefoonlijnen op en regelden de financiering. Alexandra en Anniek hielpen bij de selectie en training van zo’n 25 vrijwilligers. Mensen uit coaching en zorg, die al veel van gesprekstechnieken weten. Er is een mooie online handleiding gemaakt, en onder begeleiding van een specialist gespreksvoering  worden vrijwilligers via Zoom in de oplossingsgerichte methodiek getraind. “Dat gaat hartstikke goed”, zegt Alexandra. “Het is heel leuk om mee te doen aan iets nieuws dat zo ontzettend snel gaat. Verder krijgen we nog steeds veel telefoontjes van mensen die zich aanmelden. Allemaal supergemotiveerd en met veel leuke ideeën. Hen trainen we in een later stadium op dezelfde manier.”

Geruster

De Oudertelefoon is een beginnende bellijn, maar het aantal telefoontjes groeit gestaag. De meest gestelde vragen gaan over het aanbrengen van structuur, en hoe je overeind blijft in een situatie waar je je betaalde werk moet combineren met zorg en thuisonderwijs. Anniek: “We gaan naast ouders staan en richten ons op oplossingen waar ze wat mee kunnen. We stellen veel open vragen zoals: Waar hoop je op? Heb je dit eerder meegemaakt? Waar kwam het vandaan? Hoe heb je het toen opgelost? Alexandra en ik zitten zelf ook af en toe aan de telefoon. In deze tijd is het heel duidelijk dat er veel vragen zijn, maar we denken dat dat hierna nog steeds zo is. Waarschijnlijk blijft de Oudertelefoon dus ook na de crisis bestaan. Je merkt dat ouders echt geruster zijn, dat ze zich beter voelen. En dat is wat je wilt. ”

 

Dit verhaal verscheen eerder op de website Ikkanhet.nl, een site van de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen.

http://www.oudertelefoon.nl

http://www.ikkanhet.nl

http://www.nvo.nl

http://www.fibbescl.nl